Het Vlaams Actieplan Armoedebestrijding

Om de gezondheidsongelijkheid te dichten, is het belangrijk dat mensen in armoede tijdig beroep doen op de (geestelijke) gezondheidszorg, dat de toegankelijkheid en de deelname aan preventie zoals kankerscreening of gezondheidswandelingen even groot is als bij de gemiddelde bevolking Om zo gestimuleerd te worden tot een gelijke deelname aan een gezond leven.

Strategie volgens de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO)

Enkel inzetten op de meest kansarme groepen is slechts een gedeeltelijke oplossing voor de sociale ongelijkheid in gezondheid. De WHO opteert daarom drie strategieën die elkaar aanvullen:

Gezondheid van de meest kwetsbare groepen verbeteren

Gezondheidsverschillen tussen hoogste en laagste sociale klassen verkleinen

Sociale gezondheidsverschillen in de hele bevolking verkleinen.

Wat werkt?

Wanneer heeft gezondheidsbevordering ook effect bij lage socio-economische groepen? We zetten enkele werkzame elementen, waar onderzoekers het over eens zijn, op een rij.

Participatie

Door de doelgroep van bij de ontwikkeling van een methodiek, campagne of project te laten participeren, vergroot je de kans om op de juiste drempels en determinanten in te zetten. Naast rechtstreekse participatie van doelgroepen is ook participatie van organisaties, diensten en verenigingen aangewezen.

Doelgroepspecifieke aanpak

De strategiekeuze en de ontwikkeling van interventies onderbouw je best met een doelgroepanalyse die nog meer dan lokale participatie kan aangeven hoe (welke motivaties, in welke settings en via welke communicatie) je de doelgroep best bereikt en sensibiliseert.

Communicatie op maat

Een geschikte communicatie is essentieel om lage socio-economische klassen te bereiken. Het bereik stijgt als je kiest voor geschikte communicatiekanalen die door de doelgroep gebruikt worden: wel of niet online, persoonlijk contact, in vertrouwde omgeving. Ook de vorm (toegankelijk taalgebruik, rechtstreekse communicatie, herkenbare rolmodellen) is belangrijk. Onderzoek en aanbevelingen zijn hiervoor veelvuldig beschikbaar.

Determinanten beïnvloeden

De vorige elementen zoals participatie, doelgroepspecifieke aanpak en focus op determinanten, kunnen er voor zorgen dat niet op het gezond gedrag wordt gefocust. Door de moeilijke leefomstandigheden van lage SES-groepen levert dit juist sterke defensieve reacties en/of schuldgevoelensop (‘roken is mijn laatste plezier’). Het is nodig om op de eigenlijke oorzaken of determinanten in te zetten. Voor roken is het bijvoorbeeld belangrijk om in te zetten op zelfwaarde verhogen (‘ik kan stoppen’) en op sociale steun (‘ik sta er niet alleen voor’).

Naast materiële drempels om een gezonde leefstijl te ontwikkelen, waaronder uiteraard de financiële beperktheid valt, spelen ook steeds psychologische, culturele en sociale drempels een rol om een gezond gedrag te kunnen stellen en vol te houden. Sociaal kapitaal opbouwen en het sociale weefsel van mensen versterken, wordt dan ook dikwijls als belangrijke determinant aangegeven om de kans op gezond gedrag te versterken.

Deskundige intermediairs en intersectorale samenwerking

Werkvormen die passen bij het dagelijks leven zijn nodig om lagere SES-groepen in kleine stappen tot een gezonde levensstijl te begeleiden. Voor de implementatie van gezondheidsbevorderende programma’s met lagere SES is bijgevolg een combinatie van deskundigheden vereist: zowel kennis van de leefwereld en de gezondheidsbenadering van de doelgroep (wat vaker bij de gezondheidswerker ontbreekt) als kennis van de interventiemix die voor gedragsverandering kan zorgen (wat vaker bij de doelgroepwerker ontbreekt), én van expertise van de gezondheidsproblematiek.

De plaats van proportioneel universalisme in preventie