Marcel verblijft zes maanden in het woonzorgcentrum, samen met zijn echtgenote. Hij heeft een beginnende dementieproblematiek, waarbij vooral zijn korte termijngeheugen aangetast lijkt. Bij gevolg is het moeilijk voor Marcel om te wennen aan zijn nieuwe omgeving en geeft hij aan zijn thuis te missen. Uit de observaties in het elektronisch zorgdossier blijkt dat Marcel vooral ’s ochtends weemoedig is, en soms ook huilt. Doorheen de dag komt dit slechts zelden voor, mede dankzij zijn echtgenote die hem naar zoveel mogelijk activiteiten meeneemt.

Op een gegeven moment wordt echter door de huisarts van Marcel een antidepressivum opgestart, daar hij denkt dat Marcel aan een depressie lijdt. Aan de andere disciplines van de instelling wordt echter niets vermeld van dit vermoeden, waardoor geen bijkomende begeleidingen opgestart kunnen worden…

Marcel blijkt geen unieke casus te zijn in woonzorgcentra. Ouderen hebben een groter risico op gezondheidsproblemen, waardoor ze vaak meerdere geneesmiddelen nemen, en psychofarmaca in het bijzonder zijn één van de meest gebruikte geneesmiddelen bij ouderen. Ongeveer acht op tien bewoners in WZC blijkt langdurig psychofarmaca te gebruiken. Ongeveer de helft van de bewoners in woonzorgcentra neemt slaap- en kalmeringsmiddelen, iets minder dan de helft neemt antidepressiva en één op drie gebruikt antipsychotica

Psychofarmaca lijken op het eerste zicht onschuldig, maar zijn dit vaak niet. Langdurig gebruik ervan gaat bij ouderen gepaard met het verminderen van de levenskwaliteit en geeft heel wat nevenwerkingen. Zo verhogen ze onder andere het valrisico en hebben ze een negatieve invloed op het geheugen.

Psychofarmaca in woonzorgcentra: samen op weg naar minder

Aan de hand van het draaiboek ‘psychofarmaca in woonzorgcentra: samen op weg naar minder,’ kan in het woonzorgcentrum gewerkt worden aan een preventief psychofarmacabeleid. Het doel van het psychofarmacabeleid is niet om psychofarmaca te bannen uit het woonzorgcentrum, wel om een correct en verantwoord gebruik aan te moedigen.

Een psychofarmacabeleid gaat immers breder dan enkel het afbouwen van onoordeelkundig psychofarmacagebruik. Het is ook een sterk preventief middel, het verhoogt de levenskwaliteit, met minder probleemgedrag en dus minder nood aan psychofarmaca tot gevolg. Een duidelijk beleid helpt om problemen te voorkomen en geeft houvast om passend te reageren bij problemen. Naast het evalueren van de reden voor opstart, dient ook het onderliggende probleemgedrag te worden aangepakt, bij voorkeur met niet-farmacologische alternatieven

Meer weten?

Voor meer informatie over het draaiboek of het thema psychofarmaca neem contact op met Kaatje Popelier: kaatje.popelier@vad.be , T: 02/422 03 03