Bewegen en minder zitten

Burgerschapscompetentie

Lager onderwijs

Derde graad

Eindtermen

ET MM 1.1      Leerlingen drukken in een niet-conflictgeladen situatie, eigen indrukken, gevoelens, verlangens, gedachten en waarderingen spontaan uit.
ET MM 1.2      Leerlingen kunnen beschrijven wat ze voelen en wat ze doen in een concrete situatie en kunnen illustreren dat zowel hun gedrag als hun gevoelens situatie gebonden zijn.
ET MM 2.4      De leerlingen kunnen illustreren dat welvaart zowel over de verschillende landen in de wereld als in België ongelijk verdeeld is.

Leerdoelen

Kennis

  • Kinderen begrijpen dat de sociaaleconomische status invloed heeft op kansen om meer te bewegen en minder te zitten.
  • Kinderen onderzoeken hoe ze samen met andere leerlingen iedereen kunnen laten deelnemen aan (beweeg)activiteiten binnen en buiten de school. 
  • Kinderen denken kritisch na over (beweeg)activiteiten die ingezet kunnen worden voor het goede doel (bv. loopevenementen, wandeltochten).
  • Kinderen duiden dat ieder kind recht heeft op spelen/bewegen en vrijetijdsbesteding (bv. deelname aan een sportkamp) maar dat armoede dit kan belemmeren.