Vlaamse woonzorgcentra: veel aandacht voor valpreventie, minder voor gezonde voeding
Vlaamse woonzorgcentra doen hun uiterste best om hun bewoners in beweging te zetten en besteden veel aandacht aan valpreventie. Maar in de keuken is er nog ruimte voor verbetering: plantaardige vleesvervangers staan amper op het menu en het fruitaanbod is schraal. Ook op gebied van mondzorg is er nog wat werk aan de winkel. Dat blijkt uit de nieuwe Preventiepeiling, een driejaarlijkse bevraging die het preventieve gezondheidsbeleid meet in verschillende settings, waaronder woonzorgcentra.
Bewegen en valpreventie, gezonde voeding en mentaal welbevinden: het zijn thema’s die in de meeste woonzorgcentra hoog op de agenda staan. Toch zijn er ook dingen die beter kunnen, volgens de meest recente Preventiepeiling (2023). Zo zijn er weinig initiatieven om lang stilzitten te doorbreken en organiseren amper 3 op 10 woonzorgcentra organiseren een jaarlijks preventief mondonderzoek bij hun bewoners. “Als woonzorgcentra weten wat goed loopt en wat minder, kunnen ze zelf aan de slag om een preventief gezondheidsbeleid uit te werken”, zegt Vlaams minister van Volksgezondheid Hilde Crevits. “De Preventiepeiling kan hen hierbij op weg helpen. Dat kadert ook binnen onze doelstelling ‘De Vlaming leeft gezonder in 2025’ uit het strategisch plan.”
De voornaamste resultaten uit de Preventiepeiling op een rij:
Te veel vlees, te weinig fruit
Bijna alle woonzorgcentra (98%) voorzien ondersteuning voor bewoners met bijzondere noden op het vlak van voeding, zoals bijvoorbeeld slikproblemen, diabetes of ondervoeding. De bewoners kunnen hiervoor vooral terecht bij een interne deskundige (arts, verpleegkundige, ergotherapeut), die hen adviseert en begeleidt. Daarnaast worden de bewoners, hun familie of mantelzorgers in de meeste woonzorgcentra (82%) ook voldoende geïnformeerd over voeding.
Maar hoe gezond zijn de maaltijden die ze op hun bord krijgen? De conclusie is dubbel. Enerzijds serveert een grote meerderheid van de woonzorgcentra (78%) elke dag een volwaardige groenteportie (= een half bord). Maar anderzijds biedt slechts 57% elke dag vers fruit of fruitsla aan als tussendoortje. Wat betreft plantaardige vleesvervangers is het helemaal huilen met de pet op: peulvruchten, tofu of quorn worden in amper 13% van de woonzorgcentra minstens 1 keer per week op het menu gezet.
Hup met die beentjes!
Het thema bewegen leeft zeer sterk in woonzorgcentra. Allemaal hebben ze minstens 3 faciliteiten om beweging bij de bewoners te stimuleren. Het populairst zijn een kineruimte, een eigen tuin die ook toegankelijk is voor bewoners met een beperkte mobiliteit of dementie en sport- en spelmaterialen waarbij beweging nodig is, bijvoorbeeld een spel met bewegingsoefeningen, actieve videospelen/exergames of volkspelen. Er wordt wel nog te weinig ingezet op het maken van een persoonlijk beweegplan voor de bewoners. Daarnaast worden bewoners ook geïnformeerd over beweging: 94% doet dit. Toch kan er tijdens het intakegesprek nog meer info worden gegeven over de beweegmogelijkheden en de voordelen daarvan. Vooral dan bij bewoners die nog niet actief zijn.
Ook aan wekelijkse spel- of sportactiviteiten, wandelingen en animatie om beweging te stimuleren is er geen gebrek. 98% van de woonzorgcentra organiseert minstens elke week zo’n activiteit. Maar ook aan wie hulp nodig heeft, wordt gedacht: 96% voorziet minstens 2 hulpmiddelen waardoor bewoners zich zoveel mogelijk zelfstandig kunnen verplaatsen, zoals een rollator of rolstoel, of voldoende zit/rust- en schaduwplekken in de omgeving. Deze hulpmiddelen zijn wel voornamelijk gericht naar beweging ín het woonzorgcentrum. Buiten de voorziening (bv. wandelroutes, voetgangerscirkel) is er minder ondersteuning beschikbaar.
Lang stilzitten doorbreken: veel goede wil, maar onvoldoende aanbod
Woonzorgcentra hebben absoluut de intentie om te voorkomen dat hun bewoners te lang stilzitten. 94% neemt minstens 2 initiatieven om minder lang stilzitten te stimuleren, zoals een fixatie-arm beleid of de bewoner motiveren om deel te nemen aan activiteiten of om te gaan eten of drinken in de gemeenschappelijke ruimtes. Voor initiatieven die nog meer effect zouden hebben, is er echter nog te weinig aandacht. Denk hierbij bijvoorbeeld aan de bewoners extra ondersteuning geven om lang stilzitten te doorbreken (hen uit hun stoel helpen) en aan het actief aanmoedigen om ook in de privékamer het zitten te onderbreken. Slechts 58% van de woonzorgcentra informeert (familie/mantelzorgers van) bewoners op minstens 2 manieren over lang stilzitten doorbreken. Ook hier is dus nog verbetering mogelijk.
Verdrietig zijn mag
Ervoor zorgen dat hun bewoners zich goed voelen, zichzelf kunnen zijn en zich goed omringd voelen: voor de meeste woonzorgcentra is het een prioriteit. 8 op 10 woonzorgcentra zetten op verschillende manieren in op de fysieke en sociale omgeving om het mentaal welbevinden te bevorderen. Zo zorgen ze bijvoorbeeld voor rust-, ontmoetings- en ontspanningsplekken, stimuleren ze de bewoners om hun talenten en vaardigheden te gebruiken en/of geven ze hen inspraak in hun eigen zorgtraject. Alle woonzorgcentra voorzien ook op minstens 1 manier ondersteuning voor bewoners met bijzondere noden op het vlak van geestelijke gezondheid, zoals bijvoorbeeld depressieve gevoelens. Dit gebeurt meestal door een arts, verpleegkundige of vertrouwenspersoon van de voorziening.
Daarnaast krijgen bewoners in 7 op de 10 woonzorgcentra alle ruimte om met moeilijke momenten, stress en tegenslag om te gaan. Zo is er begeleiding bij rouw en verlies (van gezondheid, partner, vrienden, …) en worden bewoners gestimuleerd om voor zichzelf te zorgen en tot rust te komen, door bijvoorbeeld naar een rustig plekje te trekken als het emotioneel te zwaar wordt.
Valpreventie: alle hens aan dek
Elke seconde valt wereldwijd een 65-plusser. Het spreekt voor zich dat valpreventie voor woonzorgcentra dan ook een belangrijk thema is. Allemaal voorzien ze op minstens 1 manier ondersteuning voor valpreventie, voornamelijk via een kinesitherapeut en/of ergotherapeut. 97% informeert bewoners, hun familie en mantelzorgers op minstens 2 manieren over valpreventie en de risicofactoren. Dit gebeurt bijvoorbeeld tijdens de Week van de Valpreventie.
Er worden al heel wat globale initiatieven genomen rond omgevingsveiligheid om valincidenten te voorkomen. Enkele voorbeelden: brede en veilige doorgangen voor bewoners met rollator of rolstoel (94%), hulpmiddelen zoals rollators, handgrepen en leuningen, toiletverhoger en anti-slipmateriaal regelmatig nakijken op defecten en slijtage (93%) en de afdelingen, de gemeenschappelijke ruimtes en de privékamers evalueren in het kader van valrisico en aanpassen waar nodig (88%).
Woonzorgcentra hebben wel nog maar weinig oog voor de individuele risicofactoren van de bewoners: slechts 44% evalueert deze bij de opname van een nieuwe bewoner (56% bij wijziging van de algemene toestand en 56% na een valincident). Er moet ook nog meer aandacht worden geschonken aan de uitvoering, opvolging en bijsturing van de hieraan gekoppelde individuele preventieve maatregelen (37% voert multifactoriële interventies uit o.b.v. de aanwezige risicofactoren; 42% volgt deze op en stuurt bij).
Tandje bijsteken voor een gezonde mond
De mondzorg bij ouderen is vaak problematisch: 7 op 10 heeft tandbederf en bij ongeveer 5 op 10 is meer dan de helft van de tanden of gebitsprothesen bedekt met plaque. Die plaque is verantwoordelijk voor het ontwikkelen van cariës (of tandbederf) en tandvleesontsteking waardoor tanden beschadigd worden, pijn gaan doen en uiteindelijk verloren kunnen gaan. Het bedreigt dus een goede functie, de algemene gezondheid, en de levenskwaliteit. De meeste woonzorgcentra doen hun best om dit probleem te verhelpen: 9 op de 10 woonzorgcentra nemen mondzorg expliciet op in de planning van de dagelijkse basiszorg. 84% zorgt ervoor dat elke bewoner het juiste tandverzorgingsmateriaal heeft en 82% stimuleert hen om elke dag hun gebit te verzorgen of neemt de mondzorg over als de bewoner dat niet meer zelf kan. Toch komt er in amper 32% van de woonzorgcentra elk jaar een tandarts langs voor een preventief mondonderzoek bij de bewoners. En maar 44% heeft een structurele samenwerking met een mondhygiënist of tandarts om bewoners ondersteuning te bieden rond preventieve mondzorg.
Ondersteuning bij alcoholproblemen is voorzien
Bewoners met problemen met alcoholgebruik krijgen in bijna alle woonzorgcentra (97%) begeleiding. Woonzorgcentra voorzien hiervoor interne begeleiding bij een psycholoog, arts of een andere hulpverlener of verwijzen door naar een externe hulpverlener. 89% probeert de bewoners aan te moedigen om op een verantwoorde manier met alcohol om te gaan. Bijvoorbeeld door geen automaten met alcoholische dranken te plaatsen of aantrekkelijke alcoholvrije alternatieven te voorzien.
In bijna alle woonzorgcentra drinken medewerkers (96%) niet tijdens de werkuren en zijn er afspraken over alcoholgebruik tijdens activiteiten (82%). Ook voor het voorbeeldgedrag van vrijwilligers is er best wat aandacht, al mag het altijd nog ietsje meer zijn: in 7 op 10 woonzorgcentra (73%) drinken zij geen alcohol tijdens de werkuren. 6 op 10 (60%) heeft afspraken voor vrijwilligers over alcoholgebruik tijdens activiteiten, zoals bijvoorbeeld de kerstviering. Woonzorgcentra hebben al heel wat afspraken over alcohol, maar die zijn vaak nog niet in een regelement gegoten. Amper 29% heeft schriftelijke afspraken of regels over alcoholgebruik bij de bewoners, bijvoorbeeld over het niet toelaten van overmatig alcoholgebruik in de gemeenschappelijke ruimte. 32% heeft concrete procedures voor bewoners die de afspraken (of regelgeving) niet volgen.
Niet welkom: de sigaret
Wat roken betreft, zijn de regels een stuk strenger. In bijna geen enkel woonzorgcentrum mogen bewoners roken in hun privékamer (92%). Mag dat toch, dan vraagt de helft aan de bewoners om de sigaret te doven als er een medewerker in de kamer aanwezig is. Iets meer dan de helft (57%) heeft een rookkamer in het gebouw als bewoners niet mogen roken in hun kamer. Wie van een rookverslaving af wil, krijgt in 94% van de woonzorgcentra hulp bij een stoppoging, voornamelijk van de arts in de voorziening.