De vier kolommen staan voor de niveaus waarop je de strategieën toepast, en dus de context waarin je je doelgroep bereikt.

Gezondheidsmatrixen def Tekengebied 1 kopie 21

Individueel kind/jongere/jongvolwassene: hieronder passen alle acties die je naar individuele jongeren doet als organisatie, bv. als begeleider inzichten aanbrengen rond roken tijdens individuele begeleidingsmomenten of al wandelend. Maar het kan ook gaan over zaken die je onderneemt naar een specifieke jongere omwille van een bepaald probleem of kenmerk. Denk bijvoorbeeld aan een jongere met suikerziekte. Voor hem gelden andere afspraken rond beweging en voeding dan voor de andere jongeren.

Afdeling/leegroep: hieronder vallen alle acties gericht op jongeren of medewerkers binnen één afdeling, of één leefgroep. Je houdt best rekening met organisatorische en ruimtelijke aspecten die betrekking hebben op de afdeling. Bijvoorbeeld binnen de afdeling wordt een groepscursus stoppen met roken georganiseerd, worden affiches/posters opgehangen rond tussendoortjes en verandert de keuze van vieruur …

Volledige jeugdhulporganisatie: in deze kolom passen alle acties naar alle jongeren en hun leefomgeving binnen de voorziening op organisatieniveau (bv. een wedstrijd ‘rookvrije leefgroep’, waarbij alle leefgroepen tegen elkaar strijden om 90% rookvrij te zijn gedurende een bepaalde periode – zie ook inspirerende praktijken.).

Omgeving betrokken bij de gasten: in deze kolom is de fysieke en sociale omgeving die naast de jeugdhulporganisatie betrokken zijn op de gasten de doelgroep of context waar je je naar richt. De sociale omgeving kunnen bijvoorbeeld ouders zijn of andere contextfiguren van kinderen en jongeren. Het gaat dan om ouders als bezoekers, tijdens hun aanwezigheid in de afdeling of leefgroep of wanneer je je richt tot ouders in hun eigen omgeving, bv. hun huis. Maar ook het aanbod aan jeugd(welzijns)werk in de gemeente. De fysieke omgeving verwijst naar onder meer beweegmogelijkheden in de wijk, fietspaden in de buurt …

Link met andere instrumenten:

De gezondheidsmatrix wordt in stap 2 van het stappenplan voor het eerst ingevuld. Het is een hulpmiddel om de beginsituatie in kaart te brengen. In de daaropvolgende stappen bouw je verder om de gezondheidsmatrix zo samenhangend mogelijk in te vullen.

Een voorbeeld:

Leg de matrix in groot formaat in het midden van de vergadertafel tijdens een werkgroepbijeenkomst. Je stelt enkele gerichte vragen aan de werkgroep over wat jullie doen om kinderen en jongeren aan te zetten om gezond te eten (stap 2).

  • Als je samen kookt met jongeren, geven jullie dan uitleg over gezonde voeding? (educatie – afdeling, individuele jongere) Doet élke begeleider dit, is dat afgesproken? (afspraken – afdeling of voorziening)
  • Geeft elke begeleider dezelfde informatie over gezonde voeding aan de jongeren door? Hoe geraken begeleiders aan die informatie (educatie – voorziening; afspraken – afdeling)
  • Zijn er regels voor de koks/begeleiders die koken voor het opstellen van de menu? (afspraken – afdeling, voorziening)
  • Worden er afspraken gemaakt rond het weekmenu over hoe vaak vet vlees, opwarmmaaltijden, fruit als dessert … aangeboden wordt? (afspraken – afdeling, voorziening)

Je schrijft de antwoorden op een post-it en plakt deze op de juiste plaats in de matrix. Dat staat hierboven tussen haakjes.

Wanneer je geen vragen meer kan bedenken, leg je uit hoe de matrix werkt en laat je de werkgroepleden op die manier een tweede keer nadenken over wat ze al doen rond een bepaald gezondheidsthema. Het gaat erom concrete acties een plaats te geven in de matrix.

Je zal merken dat sommige acties in verschillende cellen passen. Je plaatst de actie dan het best in de cel waar ze het meest toe bijdraagt of in verschillende cellen.

Via de matrix kan de werkgroep ook gaan nadenken over welke acties zouden kunnen gebeuren om de hiaten in te vullen (stap 4). Vraag elk werkgroeplid om vanuit zijn of haar specifieke functie in de organisatie na te denken wat er kan gebeuren rond het gezondheidsthema. Als variant kan je iedereen aan de functie van iemand anders laten denken. Door iets meer afstand te hebben, krijg je immers meer vernieuwende ideeën.