In de invloedsfase willen leerlingen dat hun eigen mening en belangen meetellen en voelen ze zich verantwoordelijk voor de groep. Om dit te bereiken, willen de leerlingen invloed uitoefenen over de gang van zaken in de klas. Ze doen dit door op te komen voor hun eigen mening, ze benoemen verschillen in de groep. Dit leidt soms tot conflicten en spanningen. Vaak gaan deze discussies niet om de inhoud, maar wel om wie het voor het zeggen heeft.

Hoe herken je deze fase?

  • Leerlingen zijn opgesplitst in subgroepen of kliekjes, die vaak van mening verschillen of in competitie gaan met elkaar. Ze gaan op zoek naar medestanders en tegenstanders. Leerlingen discussiëren bijvoorbeeld hevig over zaken die gebeurd zijn op de speelplaats of stellingen die je hen voorlegt. Dit gaat niet over gelijk hebben maar over gelijk krijgen. De strijd om invloed kan de effectiviteit van de samenwerking of kwaliteit van de taak in de weg staan.
  • Deze fase wordt wel eens de puberteit van de groep genoemd. Leerlingen tonen passieve of actieve weerstand tegenover jou als leerkracht. Ze zetten zich af om meer verantwoordelijkheid en onafhankelijkheid te verwerven ten opzichte van jou. Ze willen hun eigen normen naast/tegenover die van jou plaatsen.
  • Leerlingen hebben soms het gevoel dat ‘het moeilijk loopt’ en ‘het altijd een gedoe is’ als de klasgroep samenwerkt of overlegt.
  • De klasgroep praat over rolverdeling, afspraken, hoe tot een beslissing te komen, spanningen en frustraties. In de kliekjes wordt geroddeld over de andere groepjes of de leerkracht.

Zowel voor jou als voor de leerlingen kan deze fase een lastige periode zijn: je kan heel wat tegenwind te verduren krijgen en het gaat moeizaam. De groep lijkt in deze fase achteruit te gaan, minder te presteren, minder samen te hangen, maar vergis je niet: de klas heeft deze tumultueuze fase nodig om te groeien naar een autonome groep.

Wat is jouw rol in deze fase?

Je bent de procesbegeleider, die ondanks het tumult stevig blijft staan.

Hoe doe je dit?

  • Blijf rustig en stevig staan. De overreacties en weerstand van leerlingen horen bij deze fase en zijn gericht op jouw rol als leerkracht, neem ze dus niet persoonlijk. Blijf wel actief luisteren naar wat leerlingen je willen vertellen. Zie ook de tip ‘Ga in dialoog’.
  • Ondersteun leerlingen om verschillen te waarderen en constructief om te gaan met conflict.
  • Stimuleer de zelforganisatie van de groep in je werkvormen en maak het bespreekbaar: het verdelen en opnemen van verantwoordelijkheden en rollen, het maken van afspraken, het nemen van beslissingen en het gebruik van de geleerde sociale vaardigheden.
  • Varieer de subgroepen en nodig leerlingen uit om ook eens met minder gekende medeleerlingen samen te werken.

Werkvormen

Verschillen waarderen en omgaan met conflict
Deze werkvormen stimuleren je leerlingen om zich in te leven in andermans perspectief en elkaar te waarderen voor wie ze zijn. Leerlingen zetten zo stappen naar een autonome groep waar ze beseffen dat hoewel ze verschillen, ze wel gelijkwaardig en de moeite waard zijn. Daarnaast bereid je leerlingen voor om conflicten zelf constructief op te lossen.

Coöperatieve werkvormen
Laat je leerlingen op een gestructureerde en veilige manier oefenen met: het opnemen van rollen, afspraken maken, beslissingen nemen en samen problemen oplossen. In deze fase mag je de zelforganisatie in groep al meer uitdagen. Je kan leerlingen in grotere subgroepen (4-6pers) indelen en meer ruimte geven aan verschillende meningen, meer en wisselende rollen.

Groepsproces bespreekbaar maken
Blik terug (of vooruit) op hoe je leerlingen samenwerken door goede vragen te stellen of active reviewing te gebruiken. Hiermee vergroot je het bewustzijn, het inzicht en de betrokkenheid in de eigen rol en de zelforganisatie van de groep.