Op basis van de uitgebreide literatuurstudie en overleg met stakeholders kwamen we tot twee uitgangspunten:

Uitgangspunt 1: Je ‘gelukkig voelen’ is iets wat je voor een stuk zelf kunt beïnvloeden.

Wetenschappelijk onderzoek leert ons steeds meer over geluk en over wat ons (on)gelukkig maakt. Het ‘nest’ waarin we geboren worden, de omstandigheden waarin we opgroeien en de dingen die we meemaken hebben een invloed op ons eigen geluk. Het meest recente ‘Nationale geluksonderzoek’ toont bijvoorbeeld aan dat er een samenhang bestaat tussen ons inkomen en ons geluksgevoel: over het algemeen stijgt ons geluksgevoel samen met ons netto-inkomen.

Maar er is een grens: boven die grens voelen mensen zich, ondanks hun hoge inkomen, minder gelukkig. Iemand die er financieel heel slecht voorstaat, zal het moeilijker hebben om zich gelukkig te voelen. Ook mensen met gezondheidsproblemen of een ernstige ziekte voelen zich meestal minder goed in hun vel. Gelukkig zijn hangt dus voor een deel af van ‘geluk hebben’.

Wanneer twee mensen hetzelfde probleem of ‘ongeluk’ hebben, kan de manier waarop ze ermee omgaan bepalen of ze zich meer of minder gelukkig zullen voelen. En die manieren van omgaan met problemen kan je leren. Wanneer we hier spreken over ‘geluk’, dan hebben we het over het stuk geluksgevoel dat je zelf in handen hebt. Dat betekent niet dat we die andere elementen niet belangrijk vinden.

Uitgangspunt 2: Je hoeft niet altijd het perfecte geluk na te streven.

Bij de start van elk nieuw jaar wensen we elkaar ‘een goede gezondheid en veel geluk’ toe. Maar daar stopt het vaak bij, alsof we schrik hebben om over geluk te praten. Of misschien weten we niet hoe we dat moeten of kunnen doen? In elk geval is geluk iets dat er niet altijd moet zijn. Constant leuke en positieve gevoelens ervaren is een utopie. Dat willen we niet bereiken. Wat wel kan, is leren hoe je aan je geluk kan werken. Je gelukkig voelen gaat ook over het ‘ongelukkig zijn’ beheersen.