(Positieve) geestelijke gezondheid: cijfers

In lijn met de definiëring van geestelijke gezondheid, bespreken we de beschikbare cijfers aan de hand van twee assen.

Geestelijke ongezondheid

Internationale cijfers

Geestelijke gezondheidsproblemen zijn wereldwijd een van de belangrijkste oorzaken van invaliditeit en verminderde levenskwaliteit. Tot die conclusie kwam de Global Burden of Diseases Study. De meest voorkomende mentale gezondheidsstoornis op wereldvlak is depressie, gevolgd door angststoornissen, schizofrenie en bipolaire stoornis. In 2017 was depressie wereldwijd de derde belangrijkste oorzaak van het aantal ‘ongezonde levensjaren’ (levensjaren met invaliditeit), na lage rugpijn en hoofdpijn. Depressieve stoornissen (maar ook andere geestelijke gezondheidsproblemen) liggen bovendien vaak aan de basis van suïcide en hartfalen die op hun beurt aanleiding geven tot mortaliteit en invaliditeit: in 2015 stierven in Europa meer dan 84.000 mensen aan de gevolgen van mentale gezondheidsproblemen. De levensverwachting van mensen met ernstige mentale gezondheidsproblemen (‘serious mental illnesses’ of SMI, zoals psychoses of bipolaire stoornissen) wordt geschat op twintig jaar minder dan die van de algemene bevolking. 40 tot 60% van de mensen met een majeure depressie of met schizofrenie lopen kans om vroeger te sterven in vergelijking met de algemene bevolking. In heel wat gevallen heeft dat te maken met een gebrekkige zelfzorg en het verwaarlozen van fysieke gezondheidsproblemen (zoals kanker, cardiovasculaire aandoeningen, diabetes, hiv-besmetting).

We kunnen dus stellen dat mentale gezondheidsproblemen een sterke impact hebben op zowel levensduur als levenskwaliteit. En dat zowel direct (door suïcide en hartfalen) als indirect (door gebrekkige zelfzorg en verwaarlozing van fysieke problemen). Mentale gezondheidsproblemen in het algemeen en SMI in het bijzonder leiden daarnaast ook tot aanzienlijke kosten in de gezondheidszorg. Die hoge kosten kunnen mede verklaard worden door de lange duur van psychische problemen, de eerder pessimistische prognoses en de hoge hervalcijfers van vele psychiatrische aandoeningen (al dan niet met progressieve achteruitgang per episode want het gaat in heel wat gevallen over zogenoemde ‘chronic relapsing disorders’). Aanvullend zijn er ook heel wat sociaal-maatschappelijke kosten (o.a. de impact op mensen uit de directe omgeving en intergenerationele effecten van psychische problemen en stoornissen: kinderen van ouders met een psychische stoornis lopen zelf ook een veel groter risico op het ontwikkelen van een psychische stoornis) en economische kosten (mentale problemen liggen vaak aan de basis van langdurig ziekteverzuim − 27% van het ziekteverzuim boven de 15 dagen kent een psychische oorzaak − en zelfs arbeidsongeschiktheid. In de Europese Unie lopen de totale kosten die voortvloeien uit geestelijke gezondheidsproblemen naar schatting op tot meer dan 600 miljard euro per jaar.

Niet alleen volwassenen kampen met mentale gezondheidsproblemen. Ook jongeren krijgen ermee te maken, en dat al op jonge leeftijd. Hoewel de impact van invaliditeit ten gevolge van mentale ongezondheid zich concentreert in de ‘working-age people’, is er ook bewijs dat 50% van de mentale gezondheidsproblemen al starten vóór de leeftijd van 14 jaar. In 75% van de gevallen is dat voor de leeftijd van 24 jaar (Children's Society, 2008). Bepaalde groepen stoornissen komen veel vaker voor tijdens de kindertijd. Zo beginnen de meeste impulscontrolestoornissen (zoals ADHD, CD (conduct disorder / gedragsstoornis), ODD (opposite defiant disorder / oppositionele gedragsstoornis)) al tijdens de kindertijd of adolescentie, terwijl stemmingsstoornissen vaak pas tijdens de jongvolwassenheid of op middelbare leeftijd tot uiting komen. Toch is er een hoge mate van comorbiditeit (het gelijktijdig voorkomen van twee of meer stoornissen), waarbij blijkt dat heel wat personen die in de kindertijd impulscontrolestoornissen ontwikkelden, op latere leeftijd ook te kampen krijgen met stoornissen in het gebruik van middelen, stemmings- of angststoornissen (Kessler et al., 2007). ‘Early onset’-problemen − die op jonge leeftijd tot ontwikkeling komen − blijken vaak ernstiger van aard, zijn persistenter en moeilijker te behandelen.

Belgische en Vlaamse cijfers

Het beeld dat we in ons land zien stemt overeen met de hierboven geschetste globale cijfers. Ongeveer 700.000 Vlamingen kampen met ernstige psychische problemen. Een derde van de Belgen wordt persoonlijk geconfronteerd met psychische stoornissen in zijn of haar levensloop. En nog meer mensen krijgen er onrechtstreeks mee te maken, bijvoorbeeld omdat ze partner, ouder, kind, collega … zijn van een persoon met een psychisch probleem. Daarnaast tonen de resultaten van de Gezondheidsenquête uit 2018 aan dat een op de drie Belgen (33%) van 15 jaar en ouder indicaties voor psychisch onwelbevinden vertoont (‘psychische problemen die getuigen van een ongemak’). Dat is een stijging in vergelijking met vroegere resultaten (tussen 2001 en 2008 gaf 25% tot 26% van de bevolking psychische problemen aan). Meer vrouwen geven aan recent psychische problemen te hebben gehad (34,7% versus 24,4%) Laaggeschoolde mensen vermelden dat ze recent meer psychische problemen hebben gehad dan hoogopgeleiden. (46,3% lager onderwijs, 34,8% lager secundair, en 27,5% en 27,9% voor hoger secundair en hoger onderwijs).

De Vlaamse zelfmoordcijfers zijn bij de hoogste van Europa: het Vlaamse gemiddelde ligt 1,5 keer hoger dan het Europese gemiddelde. En in 90% van de gevallen gaat een psychische stoornis aan zelfmoord vooraf . In de 12 maanden vóór de bevraging heeft 0,4% van de Belgen een zelfmoordpoging ondernomen, terwijl 4% zelfmoordgedachten had. Een kwart van de Belgen voelt zich slecht in zijn vel. Psychische stoornissen zijn in Vlaanderen de eerste oorzaak van invaliditeit, en bijna een derde van het ziekteverzuim is te wijten aan psychische problemen. Van de werkende bevolking heeft ruim 7% burn-outklachten en nog eens 9% zit in de gevarenzone.

Ook in eigen land zien we dat psychische problemen al op jonge leeftijd beginnen. Op basis van een open bevraging concludeerde de Vlaamse jeugdraad in 2016 dat gemiddeld 31,4% van de jongeren tussen 14 en 25 jaar niet goed in zijn vel zit. 13% van de jongens en 22,1% van de meisjes tussen 11 en 15 jaar hebben al meerdere keren overwogen om een einde aan hun leven te maken. Deze prevalentie stijgt bovendien met een toenemende leeftijd en is vooral bij de jongens sterk uitgesproken. Wat zelfbeschadigend gedrag betreft, stellen we vast dat de prevalentie 8% bedraagt bij de jongens en 20,8% bij de meisjes. De resultaten van de SIGMA-studie bevestigen dat de prevalentie van psychische klachten toeneemt met de leeftijd van jongeren. Meer dan de helft van alle jongeren in de SIGMA-studie (uit het 1e, 3e en 5e jaar secundair onderwijs) geeft aan enige psychologische klachten te hebben (zoals somberheid, slecht slapen), maar de meeste van deze klachten zijn mild. Bijna 20% van de adolescenten rapporteert matig ernstige tot ernstige klachten.

In het kader van de Gezondheidsenquête werden in 2018 voor het eerst ook problemen met de psychische gezondheid van Belgische kinderen en jongeren (2 tot 18 jaar) in kaart gebracht, a.d.h.v. rapportage door de ouders. Op basis van deze bevraging concluderen de auteurs dat de meest voorkomende aandoeningen relatiestoornissen met leeftijdsgenoten (20%, waarvan 11% pathologische problematiek), emotionele stoornissen (19%, waarvan 10% pathologische problemen), gedragsstoornissen (18%, waarvan 9% pathologische problemen), aandachtstekort-hyperactiviteitsstoornissen (ADHD: 17%, waarvan 12% pathologische problemen), en prosociale gedragsstoornissen (13%, waarvan 7% pathologische problemen) zijn. 18% van de kinderen en jongeren vertoont tekenen van één enkele stoornis en bij 12% is er sprake van een comorbiditeit van stoornissen.

Positieve geestelijke gezondheid

De laatste jaren zijn er veel meer mogelijkheden gekomen om ‘positieve geestelijke gezondheid’ (mentaal welbevinden, veerkracht, vitaliteit, bevlogenheid, positief affect…) op een valide en betrouwbare manier in kaart te brengen. Het gevolg is dat er meteen een veel stevigere basis voorhanden is om deze bevindingen te vertalen in een evidence-based aanpak en dito beleid.

Internationale cijfers

The Gallup World Poll vormt sinds 2005 een graadmeter voor positieve mentale gezondheid wereldwijd. De bevraging, die ook in België gebeurt, steunt grotendeels op drie elementen: een algemene inschatting van levenstevredenheid (op basis van de Cantril ladder), een inschatting van positief affect en een inschatting van negatief affect. Uit de meest recente bevragingen van blijkt dat er sinds 2015 op wereldniveau sprake is van een sterke daling in levenstevredenheid, maar dat we toch ook moeten rekening houden met grote regionale verschillen. De evoluties in positief affect vertonen niet echt een duidelijke trend, in tegenstelling tot negatief affect, wat zeer sterk is toegenomen (tussen 2010 en 2018 is er een frequentiestijging van 22% naar 28%). Ook hier zijn grote regionale verschillen merkbaar. Op basis van de Gallup World Poll situeerde België zich in 2019 op de 18e plaats in de World Happiness Ranking. Dat is een achteruitgang met 2 plaatsen ten opzichte van 2016. Met uitzondering van Frankrijk (24e plaats) doen al onze buurlanden het beter (Nederland staat op de 5e plaats).

De European Quality of Life Survey bevraagt verschillende indicatoren waaronder ook levenstevredenheid, geluk en mentaal welbevinden (o.b.v. de WHO-5 Mental Wellbeing Index). Voor alle drie deze indicatoren scoort België rond het EU-28-gemiddelde. We merken ook een (lichte) achteruitgang wanneer we de scores van 2016 vergelijken met die van 2007 (levenstevredenheid: 7,3 vs. 7,5; geluk: 7,5 vs. 7,8, en mentaal welbevinden: 65 vs. 66.

Belgische en Vlaamse cijfers

De Gezondheidsenquête bevroeg in 2018 voor het eerst ook levenstevredenheid van de Belgen, naast psychisch welbevinden. Subjectief welbevinden wordt bevraagd door te peilen naar drie aspecten van welbevinden: levenstevredenheid, aanwezigheid van positieve gevoelens en afwezigheid van negatieve gevoelens.

Volgens de Gezondheidsenquête is de Belg in het algemeen tevreden over zijn leven: een op de vijf Belgen (27,4%) zegt erg tevreden te zijn met zijn of haar leven; 66,4% geeft aan een gemiddelde tevredenheid te hebben over zijn of haar leven. Slechts 9% geeft aan een lage levenstevredenheid te hebben. Deze cijfers liggen in lijn met de bevindingen van het Nationale Geluksonderzoek waaruit blijkt dat een op de drie Belgen perfect gelukkig is, maar een kwart van ons is ongelukkig. De Belg scoort volgens het Nationale Geluksonderzoek gemiddeld 6,55 op 10 op het vlak van levenstevredenheid (score Cantril ladder).
Volgens de Gezondheidsenquête zijn er minder vrouwen (22,2%) zeer tevreden over hun leven dan mannen (27,3%) en rapporteren minder mannen (7,4%) een lage levenstevredenheid dan vrouwen (10.5%). Ook opleidingsniveau speelt een belangrijke rol: meer mensen met een diploma hoger onderwijs geven een hoog niveau van levenstevredenheid aan (25,7%) ten opzichte van mensen met geen diploma of een diploma lager onderwijs (20,5%). Daarnaast is er een lager percentage mensen met een diploma hoger onderwijs die een lage levenstevredenheid rapporteert (5,7% t.o.v. 21,2%). Vlamingen tussen 45 en 54 jaar geven de laagste gemiddelde score aan hun levenstevredenheid (7,4%), hoewel dat nog steeds in de categorie ‘redelijke levenstevredenheid’ valt. Van alle leeftijdscategorieën vinden we bij de 75-plussers zowel het hoogste percentage personen met een hoge levenstevredenheid (31%) als het hoogste percentage personen met een lage levenstevredenheid (14,2%).

Slechts 14% van de Belgen heeft een optimale levensenergie. Het psychische welbevinden en het niveau van levensenergie zijn het afgelopen decennium minder goed geweest in vergelijking met de jaren 2001-2008 (24,2%). Het percentage mannen met een optimale levensvitaliteit (20,5%) is hoger dan het percentage vrouwen in dit geval (12,4%). De gemiddelde score voor levensvitaliteit is ook hoger bij mannen (65,8%) dan bij vrouwen (61%). Ook hier scoren de 55-plussers (<21%) hoger dan de jongere generaties (>14%). De gemiddelde vitaliteitsscore van de Vlaming stijgt met het opleidingsniveau, van 59,2% bij lager onderwijs/geen diploma tot 64,9% bij hoger onderwijs. Het percentage mensen met een optimale vitaliteit verandert in functie van het opleidingsniveau.
Tot slot wordt in de Gezondheidsenquête ook een inschatting gemaakt van het welbevinden. Dat gebeurt op basis van de ‘General Health Questionnaire’ (GHQ-12). De gemiddelde score is laag (1,5 op schaal van 0 tot 12), wat wijst op een gemiddeld hoog welbevinden. De score is minder gunstig voor vrouwen (1,7), dan voor mannen (1,2). Personen met een lager opleidingsniveau rapporteren duidelijk meer onwelbevinden (2,3 voor mensen met een diploma lager onderwijs) dan personen met een hoger opleidingsniveau.
De HBSC-studie (Health Behaviour in School-aged Children) polst niet naar vitaliteit, maar bevraagt de levenskwaliteit en levenstevredenheid. Levenstevredenheid wordt in kaart gebracht op basis van een voor adolescenten aangepaste versie van de Cantril ladder (die dus ook gebruikt wordt in het Geluksonderzoek en in de Gallup World Poll). Uit de meest recente HBSC-bevraging in 2018 blijkt dat de meerderheid van de jongeren vrij tevreden is over hun leven, al geldt deze bevinding iets vaker voor jongens (94,4%) dan voor meisjes (91,3%). Naarmate de leeftijd van de jongeren toeneemt, zijn er geen opmerkelijke verschillen in levenstevredenheid. Naast een hoge levenstevredenheid, geeft de meerderheid van de jongeren aan over een goede levenskwaliteit te beschikken. De prevalentie van een goede levenskwaliteit neemt wel af bij een toenemende leeftijd.