Hoeveel rokers willen stoppen?

Hoe verslaafd zijn de rokers? 

Slechts weinig rokers zijn tabaksafhankelijk volgens de Gezondheidsenquête 2018: 7,2% is sterk afhankelijk en 1,2% zeer sterk afhankelijk.

Dat valt op in het rapport van de Gezondheidsenquête 2018. De auteurs lijken zelf sceptisch als ze schrijven: "Onder de dagelijkse rokers vertoont de meerderheid een lage (27,4%) tot zeer lage (46,7%) afhankelijkheid van tabak. Slechts 7,2% zou sterk tabaksafhankelijk zijn en 1,2% zeer sterk afhankelijk" (Gezondheidsenquête 2018, p. 18). 

Ook elders duiken deze lage cijfers op (bv. als we kijken naar tabaksafhankelijkheid in functie van opleidingsniveau). De cijfers lijken tegenstrijdig met de hoge cijfers die opgetekend worden als het gaat over de wens om te stoppen.

Hoeveel rokers probeerden al te stoppen?

Meer dan 7 op 10 (73%) van de dagelijkse rokers probeerde al te stoppen voor minstens 24 uur met als doel helemaal te stoppen. Voor de meerderheid (59%) dateert die poging van meer dan een jaar geleden, terwijl 27% een poging heeft gedaan in de 6 maanden die het interview voorafgingen.

Meer mannen dan vrouwen ondernemen een stoppoging. Het percentage rokers dat probeerde te stoppen varieert nauwelijks in functie van leeftijd, maar de tijd die verstreken is sinds de laatste stoppoging hangt er wel mee samen: hou ouder, hoe meer rokers aangeven dat hun laatste stoppoging langer dan één jaar geleden was. Omgekeerd geldt ook: hoe jonger, hoe meer rokers een recente poging rapporteren. 

Zowel bij het percentage rokers dat al geprobeerd heeft om te stoppen als bij de tijd die voorbijging sinds de laatste stoppoging speelt sociaal-economische status (SES) een rol: minder rokers met een beperkte opleiding probeerden al te stoppen en de laatst ondernomen stoppoging is korter geleden als het opleidingsniveau stijgt.

Het aantal rokers dat wil stoppen stijgt ook doorheen de tijd: van 65% in 2004 tot 73,5% in 2018.

Zowel in Vlaanderen, Wallonië als Brussel, dateert de meerderheid van de stoppogingen van een jaar geleden.

De auteurs van de Gezondheidsenquête 2018 stellen dat het aantal rokers dat wil stoppen toeneemt, maar ze “hebben heel wat moeilijkheden om daarin te slagen”. Voor 40% was de laatste poging om te stoppen minder dan een jaar geleden, “met andere woorden een motivatie de nog steeds erg actueel is."

Hoeveel rokers gebruiken hulp bij het stoppen?

De grote meerderheid van zowel dagelijkse rokers (65%) als ex-rokers (84%) gebruikt(e) geen hulp bij het stoppen. 1 op 5 dagelijkse rokers vermeldt de e-sigaret als gebruikt hulpmiddel, de andere methoden komen minder voor. 

De leeftijd heeft een impact op de gebruikte methode: de jongste en oudste leeftijdsgroepen gebruiken het minst een methode (respectievelijk 87% van de 15-24-jarigen en 95% van de 75-jarigen en ouder). De middelste leeftijdsgroep (45-54 jaar) doet nog het meest beroep op een methode (69% maakt geen gebruik van een methode, dus 31% wel). De e-sigaret wordt het meest gebruikt als rookstopmiddel door de 15-34-jarigen (19%) en 35-54-jarigen (13%), vanaf de leeftijd van 55 jaar wordt ze nog nauwelijks gebruikt. 

Er is geen samenhang tussen opleidingsniveau (SES) en methode, behalve voor de e-sigaret: die wordt meer gebruikt door rokers met een diploma hoger onderwijs.

Naar aanleiding van de vaststelling dat een grote meerderheid van de rokers probeert te stoppen zonder specifiek middel stelt de Gezondheidsenquête 2018 dat "het bij 67% onder hen gaat het om een recente poging (minder dan een jaar geleden) waarin een begeleidingsprogramma nuttig zou zijn”. Ook weinigen doen volgens het rapport beroep op een tabakoloog (1,7%), een huisarts (1,2%) of Tabakstop (0%). Wel is 27% van hen overgeschakeld op de e-sigaret, “waarbij het hopelijk slechts om een transitiefase gaat”. De Gezondheidsenquête stelt dat er nog veel werk moet verzet worden om hulp bij het stoppen te “normaliseren” en aan te moedigen en dat stoppen zonder hulp wordt geassocieerd met het hebben van een sterk karakter en stoppen mét hulp als een zwakte of gebrek aan wil.

Aan de conclusies en bespreking van de auteurs willen we dit nog toevoegen: 

  • Hulpmiddelen en rookstophulp: Zeer weinig rokers maken dus gebruik van hulp. Opvallend is dat in de antwoordmogelijkheden ‘hulp door een tabakoloog’ ontbreekt, in de bespreking en conclusies op het einde van het rapport wordt de tabakoloog wel vermeld (slechts 1,7% van de rokers doet er beroep op). De jongste leeftijdsgroepen lijken meer nog dan andere leeftijdsgroepen (met uitzondering van de 75plussers) alle methoden af te wijzen. De e-sigaret als hulpmiddel lijkt in opmars bij de dagelijkse rokers, en dan vooral bij de hogergeschoolden onder hen.


  • Steeds meer rokers willen er inderdaad mee kappen en hebben al geprobeerd om te stoppen. Dat is goed nieuws. Tegelijkertijd worden er te weinig stoppogingen ondernomen. De jongste leeftijdsgroepen proberen nog het meest om te stoppen, hun laatste stoppogingen zijn recenter. Zijn jongeren sterker gemotiveerd of zijn ze minder ontmoedigd? 

    Een meerderheid van de rokers schat de eigen tabaksafhankelijkheid tegelijk niet hoog in. Hoe dat alles aan elkaar verbinden? Roken is geen rationeel gedrag, het is een complexe verslaving. Anders zou de meerderheid van de rokers, die een stopwens blijkt te hebben, er morgen toch gewoon mee stoppen? Misschien zijn veel rokers ontmoedigd door het herval dat volgde na de laatste stoppoging en stellen ze een volgende uit? Weten al deze rokers dat stoppen doorgaans een proces van opeenvolgende stoppogingen en herval (dat leidt tot het finale succes) is? Dat ze zoveel mogelijk stoppogingen moeten doen?  Of zijn ze net ontmoedigd omdat ze telkens te horen krijgen dat stoppen met roken zéér moeilijk is en ze zonder hulp geen kans maken (terwijl er ook ex-rokers zijn die getuigen dat het wel meeviel en die stopten zonder hulp)? 

    De stopwens en de vermoedelijke moeilijkheid van het stoppen zet hen in ieder geval niet aan om gebruik te maken van de best beschikbare hulp die voorhanden is. Is dit echt het gevolg van het imago van de bestaande hulp, zoals de auteurs van de enquête stellen? 

    Dit wordt een grote uitdaging voor de toekomst: we moeten het grote aantal rokers dat wel degelijk écht wil stoppen (zo blijkt telkens opnieuw), maar veel te weinig stoppogingen doet en geen hulp zoekt, ernstiger gaan nemen en meer tegemoet treden. Niet als patiënten, maar als zelfstandige individuen met eigen wensen en noden. Naar hen beginnen luisteren, een antwoord bieden op hun reële noden en de opportuniteiten om rookstop (onderling) te stimuleren veel beter in kaart brengen. Een extra uitdaging daarbij is dat we steeds meer de kwetsbare groepen in de samenleving zullen moeten aanspreken.