Van niet-roker tot kettingroker
Je wordt niet verslaafd aan roken van de ene op de andere dag. Gemiddeld zitten er twee tot drie jaar tussen de eerste sigaret en regelmatig roken. Het verslavende effect van nicotine, de invloed van de omgeving en de toegankelijkheid en beeldvorming van sigaretten hebben allemaal invloed.
Hoe verloopt het traject van die eerste sigaret tot het dagelijkse pakje? Dat loopt in verschillende fases. Per fase zijn er andere factoren die beïnvloeden of de persoon in kwestie blijft roken of niet. We beschrijven hier het proces van niet-roker tot roker vanuit het oogpunt van de jongeren. Want 9 op de 10 dagelijkse rokers is hiermee gestart vóór de leeftijd van 22 jaar (Gezondheidsenquête, 2019). Roken blijft dus sterk gelinkt aan de adolescentie.
Fase 1: niet-roker
Iedereen bevindt zich ooit in de ‘niet roken’-fase. Verschillende factoren bepalen of iemand in deze fase blijft of overgaat naar een nieuwe fase. Tijdens deze fase worden kennis, overtuigingen en verwachtingen rond roken gevormd. Familie en vrienden spelen daarbij een grote rol. Iemand die opgroeit in een omgeving waar niet gerookt wordt, heeft minder kans om zelf te roken.
Als tabak vrij gemakkelijk verkrijgbaar is, dan neemt de kans toe dat iemand begint te roken. Er zijn in ons land veel verkooppunten, tabak wordt zichtbaar uitgestald in de winkels, de leeftijdscontroles zijn gebrekkig en de prijzen relatief laag. Dat zorgt ervoor dat niet-rokers makkelijker verleid worden om te roken.
Ook media en subtiele tabaksreclame beïnvloeden mee de beeldvorming van jongeren over roken. Als roken wordt voorgesteld als plezierig, volwassen, sexy, modern, een manier om vrij en onafhankelijk te zijn …, dan is de kans groter dat jongeren ermee starten. Rokende influencers, sportlui of acteurs in films, games of series (vaak betaald door de tabaksindustrie) bepalen mee het beeld dat de jongere van de sigaret heeft.
Afhankelijk van het beeld dat de jongere vormt en hoe de sociale omgeving tegenover roken staat, zal hij of zij helemaal onverschillig blijven, tegen roken zijn of net geïnteresseerd zijn in het goedje.
Fase 2: van niet-roker naar het eerste trekje
Wanneer jongeren een aantal vrienden hebben die roken (en hen af en toe een sigaret aanbieden), dan is de stap naar een eerste trekje van een sigaret soms snel gezet. Jongeren ervaren die eerste sigaret vaak niet als sociale druk, maar eerder als een manier om bij de groep te horen. Sta je op dat moment minder sterk in je schoenen? Dan neem je gemakkelijker een sigaret aan.
Wanneer de ouders roken, wordt ook de drempel verlaagd om te roken en zal een niet-roker sneller een sigaret aannemen of die zelf opsteken. Wie opgroeit in een omgeving waar gerookt wordt, heeft zelf een veel grotere kans om ook roker te worden.
Daarnaast is het voor jongeren vaak moeilijk om hun experimenteerdrang te onderdrukken, omdat het emotionele deel van de hersenen sneller ontwikkelt dan het rationele deel.
De effecten van de eerste sigaret (hoesten, duizeligheid, misselijkheid) bepalen in grote mate of iemand naar de volgende fase overgaat. Zijn de effecten beperkt en/of wordt het roken van de eerste sigaret in het bijzijn van de vrienden toegejuicht, dan is de kans groter dat het niet bij eentje blijft.
Fase 3: van eerste trekje naar experimenteren
Deze fase bestaat uit het herhaaldelijk, maar onregelmatig gebruik van tabak in specifieke situaties. In deze fase ontstaat een geestelijke verslaving en worden bepaalde situaties of plaatsen stilaan geassocieerd met roken.
Veel adolescenten roken in 'positieve' sociale situaties en samen met vrienden, bijvoorbeeld alleen tijdens feestjes of in het weekend. Maar jongeren die zich minder goed in hun vel voelen of minder goede copingvaardigheden hebben, associëren een sigaret ook steeds vaker met negatieve situaties, zoals stress of eenzaamheid.
In beide situaties wordt gerookt om een bepaald resultaat te bekomen (bijvoorbeeld zich zelfzekerder voelen). De handeling is dus vaak nog bewust en doelmatig, maar in het onderbewustzijn sluipt de handeling binnen en wordt deze alsmaar vaker geassocieerd met die specifieke situaties of gevoelens (= start geestelijke verslaving).
Of de jongere van een eerste trekje naar experimenteren overgaat, is ook afhankelijk van de toegankelijkheid van sigaretten. Als de meerderheid van de vrienden rookt, dan zijn sigaretten snel binnen handbereik en worden ze gemakkelijk uitgedeeld. Als de prijs laag is of er gemakkelijk bereikbare verkooppunten in de buurt zijn, dan is de kans groot dat de jongere blijft experimenteren.
Fase 4: van experimenteren naar vaker roken
Tijdens deze fase wordt er elk weekend of op bepaalde momenten van de dag gerookt. De geestelijke verslaving wordt sterker en er duiken alsmaar meer situaties of gelegenheden op waarbij een sigaret hoort. Het aantal sigaretten stijgt en roken wordt meer een automatische reflex of gewoonte dan een doelbewuste handeling. Daardoor wordt de overgang van sporadisch naar regelmatig roken gemaakt en neemt het risico op nicotineverslaving toe.
De roker is in deze fase vaak nog een ‘gelegenheidsroker’ of ‘sociale roker’ omdat hij/zij het gevoel heeft dat hij gemakkelijk kan stoppen met roken. In deze fase wordt de lichamelijke en geestelijke verslaving sterker en prominenter, zonder dat de roker dat altijd zelf goed beseft (door de automatische handeling).
Ook in dit geval zijn rokende vrienden en familie belangrijke factoren voor iemand om te blijven roken: een rokersomgeving houdt mee het rookgedrag in stand.
Fase 5: van vaak naar dagelijks roken
De roker kan zichzelf in deze fase niet meer zien als een ‘gelegenheidsroker’, want situaties, vrienden of ouders hebben minder invloed op het roken. De lichamelijke nood aan nicotine wordt sterker en zorgt ervoor dat hij of zij per dag meer en meer sigaretten gaat roken.
De roker moet zelf toegeven dat hij/zij verslaafd is aan sigaretten en aan nicotine. Dat merkt hij/zij aan de onaangename cravings naar de sigaret en de ontwenningsverschijnselen, zoals zweten, slecht slapen of gestresseerd zijn wanneer er geen nieuwe dosis nicotine naar de hersenen gaat.
De geestelijke verslaving en de associaties worden hardnekkiger. In nog meer situaties (bijvoorbeeld in de ochtend) en bij nog meer gevoelens (zowel euforie als stress) grijpt de roker naar een sigaret. De sigaret heeft de geest van de roker helemaal in haar macht. Het wordt een ritueel of gewoonte.
Wil je weten hoe je van de sigaret afgeraakt? Lees hier verder!