Lees de uitgeschreven dialogen.

  • Verminderde weerstand: de persoon gaat bijvoorbeeld minder in discussie, onderbreekt en ontkent minder het probleem.
  • Verandertaal: de persoon doet uitspraken over stoppen met roken, ziet de voordelen in van rookstop … Bijvoorbeeld:
    • “Ik wil graag stoppen met roken.”
    • “Misschien zou het wel lukken om te stoppen met roken.”
    • “Ik zou me denk ik wel beter voelen als ik zou stoppen.”
    • “Eigenlijk zou ik moeten stoppen.”
    • “Deze week heb ik al wat minder gerookt.”
    • “Ik wil toch proberen om te stoppen.”
  • Experimenteren: de persoon heeft bijvoorbeeld het aantal gerookte sigaretten per dag al verminderd of rookt niet meer op bepaalde momenten of plaatsen.
  • Oplossen: de persoon is rustiger, kalmer, hij lijkt een oplossing te zien voor zijn probleem.
  • Minder discussie over roken: er is genoeg gezegd over het probleem, de persoon stelt het roken niet meer ter discussie.
  • Vragen naar informatie over rookstop: de persoon stelt vragen over de verschillende mogelijkheden om te stoppen met roken.
  • De persoon ziet de nieuwe situatie voor zich en doet uitspraken over hoe het zou zijn als hij niet meer naar de sigaret moet grijpen. Soms kunnen hierdoor ook een aantal moeilijkheden of obstakels aan bod komen. Bijvoorbeeld ‘Wat doe ik dan op momenten dat ik veel stress heb?’