Europese scholen krijgen reeds subsidies van de EU voor groenten, fruit en melk en voor de ontwikkeling van begeleidende maatregelen, zoals bijvoorbeeld educatieve pakketten. Deze regeling wordt in Vlaanderen ook toegepast onder het ‘Oog voor lekkers’-project. Gezond Leven pleit ervoor om die subsidies ook te kunnen inzetten voor de lunch op school.

In 1977 ging de Europese schoolmelkregeling van start en in 2009 de Europese Fruitregeling. Op basis van aanbevelingen uit de evaluaties van beide programma’s werden de regelingen in 2017 samengevoegd tot de Europese regeling voor groenten, fruit en schoolmelk. In het kader van die regeling krijgen kinderen fruit, groenten, melk en zuivelproducten als tussendoortje. Dit staat los van de gewone schoolmaaltijden.

De doelstellingen van dit Europese project zijn:

  1. steun voor de verstrekking van fruit, groenten, melk en bepaalde zuivelproducten om gezonde voedingsgewoontes bij kinderen te promoten. Of de melk, groenten en fruit al dan niet volledig gratis zijn voor het gezin hangt af van de lidstaat, die kan kiezen hoe de financiering wordt toegepast.
  2. steun voor educatieve maatregelen om kinderen opnieuw in contact te brengen met de landbouw en hun gezonde eetgewoonten bij te brengen.
  3. steun voor acties die de subsidie promoten en die scholen aanmoedigen om deel te nemen.

De EU-commissie is in het kader van de zogenaamde ‘Farm to Fork’-strategie (Farm to Fork Strategie (europa.eu) gestart met een herziening van deze EU-schoolregeling. Het doel is om te bekijken hoe dit initiatief nog sterker kan bijdragen aan duurzame voedselproductie en -consumptie.

Eén van de pistes die tijdens deze evaluatie wordt verkend, is een uitbreiding van de middelen naar het ontbijt en/of de lunch op school. Gezond Leven is er, gezien de actualiteit en de nood eraan, zeker voorstander van om dit kader en de bijhorende middelen uit te breiden naar gezonde schoollunches.

Programma’s voor nationale schoolmaaltijden

Uit een literatuuroverzicht van de Europese Commissie (EC, 2021) blijkt dat in 6 Europese landen een nationaal programma bestaat voor schoolmaaltijden. Zweden en Finland zijn de enige landen in de EU die universele gratis schoolmaaltijden aanbieden aan alle kinderen en jongeren, ongeacht het gezinsinkomen. In Slovenië, Portugal, Frankrijk en Italië worden de schoolmaaltijden universeel aangeboden, maar zijn ze gesubsidieerd op basis van het gezinsinkomen. Deze lange termijn schoolmaaltijdenprogramma's worden gefinancierd door de nationale regering en worden op lokaal gemeentelijk niveau uitgevoerd. In al deze programma's wordt de lunch verstrekt. In 2 landen, Slovenië en Zweden, worden ook ontbijt en/of tussendoortjes voorzien. In 3 landen (Frankrijk, SIovenië, Zweden) werden op nationaal niveau voedingsrichtlijnen voor deze schoolmaaltijden gegeven. In Italië, Frankrijk en Zweden wordt een sterk pedagogisch element als onderdeel van de maaltijd ook aangemoedigd.

Verder werden op basis van het literatuuronderzoek van de EC nog 11 korte termijn interventies (als onderdeel van academische studies) gerapporteerd in Denemarken, Griekenland en Nederland. De duur van deze interventies varieerde van een maand tot bijna 2 jaar. Alle interventies waren onvoorwaardelijk gesubsidieerd (d.w.z. niet gebonden aan het inkomen van de ouders). In veel gevallen werden ze wel uitgevoerd in onderwijsinstellingen met specifieke types van sociaaleconomische achtergrond en leerlingenpopulaties.

Effecten van nationale schoolmaaltijdenprogramma’s

Wetenschappelijke evaluaties van het effect van nationale schoolmaaltijdenprogramma’s zijn vaak moeilijk uit te voeren en dus schaars. Dit door het gebrek aan een experimentele opzet met controlegroepen, onvoldoende registratie van verstrekte schoolmaaltijden en de moeilijkheid om de werkelijke inname van leerlingen zowel tijdens, als na de schoolmaaltijden te monitoren.

In één van de studies die in het kader van de onderzoeksnota van de EC werd onderzocht, werd echter wel gebruik gemaakt van historische gegevens. Deze studie, die het effect bekijkt van het Zweedse programma dat al van start ging in de jaren ’50 en ’60, vond aanwijzingen dat langdurige deelname aan schoolmaaltijdprogramma's kan leiden tot: een hoger levensinkomen, een grotere kans om naar de universiteit te gaan, en een grotere lichaamslengte voor zowel mannen als vrouwen. De studie vond geen effecten op het gebied van cognitieve vaardigheden of veranderingen in levensstijl tussen jonge volwassenheid en middelbare leeftijd.

Niettemin zijn er studies die aangeven dat schoolmaaltijdprogramma's - althans op korte termijn - niet alleen een effect kunnen hebben op de samenstelling van de voedselconsumptie, maar ook op het eetgedrag en de eetkeuzes van de leerlingen. Volgende effecten van schoolprogramma’s werden gerapporteerd:

  • Er zijn aanwijzingen dat schoolmaaltijdprogramma's de voedingsinname verbeteren, maar alleen op de korte termijn.
  • Schoolmaaltijdprogramma's kunnen een nuttig instrument zijn om voedselonzekerheid aan te pakken, maar het bewijs van het effect is momenteel nog beperkt.
  • Eén longitudinale studie van schoolprogramma’s op nationaal niveau suggereert dat schoolmaaltijden ervoor zorgen dat moeders meer tewerkgesteld worden op de arbeidsmarkt.
  • Leerkrachten en ander schoolpersoneel vinden dat deelname aan schoolmaaltijdenprogramma's het gedrag van de leerlingen verbetert.
  • Bewijsmateriaal over het effect van schoolmaaltijd programma's op duurzaamheid is nog beperkt en biedt gemengde resultaten.

Experimenteel onderzoek omtrent het aanbieden van gesubsidieerde schoolmaaltijden leverde in buurland Nederland al veelbelovende resultaten op.

In het onderzoeksproject de ‘Gezonde Basisschool van de Toekomst’ vergeleek de Universiteit Maastricht 4 jaar lang ruim 2.200 kinderen van 4 projectscholen en 4 reguliere scholen in Nederlands-Limburg. 2 projectscholen boden gesubsidieerde gezonde broodlunches en tussendoortjes aan en lieten de kinderen minimaal een half uur per dag intensief sporten. Op 2 andere projectscholen kregen de leerlingen alleen extra beweging. Op de 4 overige scholen – controlescholen – veranderde niets. De onderzoekers zagen dat de BMI en buikomvang bij kinderen op een projectschool na 4 jaar veel beter was dan die van de kinderen op controlescholen. Het effect was ook groter bij de scholen die zowel inzetten op voeding als op beweging. De impact op het gewicht was vergelijkbaar bij kinderen uit kansarme en kansrijke gezinnen. Het initiële verschil in gewicht bleef wel bestaan. De interventie verkleint de kloof dus niet, maar zorgt ook niet voor grotere verschillen.

Wageningen University & Research en de Vrije Universiteit Amsterdam deden gelijkaardig onderzoek. In hun project ‘Gezonde Schoollunch’ kregen kinderen op 3 basisscholen 6 maanden lang een gezonde lunch. De resultaten tonen dat kinderen meer groenten en volkoren en bruin brood eten en minder suikerhoudende dranken drinken als de school een lunch aanbiedt dan wanneer ze dat niet doet.