Voedingsstoffen
Een voedingsmiddel is samengesteld uit verschillende voedingsstoffen. Ze hebben elk hun eigen functie. We onderscheiden twee grote categorieën: macronutriënten (komen in grote hoeveelheden voor) en micronutriënten (komen in kleine hoeveelheden voor).
Macronutriënten
Dit zijn eiwitten, vetten, koolhydraten (inclusief voedingsvezels), alcohol en water. Op water na, leveren de macronutriënten een bepaalde hoeveelheid calorieën of energie per gram.
- Vetten: 1 gram vet = 38 kJ = 9 kcal
- Koolhydraten: 1 gram = 17 kJ = 4 kcal
- Eiwitten: 1 gram = 17 kJ = 4 kcal
- Alcohol: 1 gram = 29 kJ = 7 kcal
Alcohol is niet nodig in een evenwichtige voeding. Koolhydraten, vetten en eiwitten zijn wel essentieel en worden best in een bepaalde verhouding van de totale energiebehoefte (Energie%) ingenomen.
- 15 Energie% eiwitten
- Maximaal 30 - 35 Energie% vetten
- Minstens 50 - 55 Energie% koolhydraten
Voor voedingsvezels wordt een aparte aanbeveling geformuleerd: de inname bij volwassenen zou gelijk aan of hoger moeten zijn dan 25 g per dag (bron: Hoge Gezondheidsraad 2016)
Micronutriënten
Tot de micronutriënten behoren vitaminen, mineralen en sporenelementen. We hebben er maar kleine hoeveelheden van nodig op een dag, maar ze zijn onmisbaar voor een goede werking en weerstand van het lichaam.
Meer lezen over voedingsstoffen in de publicatie Voedingsaanbevelingen voor België (herziening 2016) van de Hoge Gezondheidsraad.
Meer lezen over onze holistische visie op voeding, die ruimer kijkt dan alleen voedingsstoffen
Bioactieve stoffen
Naast macro- en micronutrienten bevat onze voeding ook bioactieve stoffen. In tegenstelling tot voedingsstoffen zijn bioactieve stoffen niet essentieel voor het functioneren van het lichaam. Door hun functionele eigenschappen kunnen ze wel een gezondheidsbevorderend effect hebben. Voorbeelden van bioactieve stoffen zijn cafeïne, flavonoïden, fytosterolen, polyfenolen enz.
Additieven
Toevoegsels of additieven zijn stoffen met of zonder voedingswaarde die op zichzelf gewoonlijk niet als voedsel worden geconsumeerd en die om technische redenen bewust aan voedingsmiddelen worden toegevoegd. Het zijn producten die het fabricageproces van het voedingsmiddel vergemakkelijken of het uitzicht, de smaak of de voedingswaarde ervan verbeteren.
Contaminanten
Wat zijn contaminanten?
Soms kan een voedingsmiddel bepaalde ongewenste stoffen bevatten: deze worden niet met opzet toegevoegd maar kunnen vanuit het milieu erin terecht komen. In dat geval spreekt men van contaminanten. Klassieke voorbeelden zijn resten van bestrijdingsmiddelen, geneesmiddelen voor dieren, zware metalen in vis en dioxines uit afvalverbrandingsinstallaties. De aanwezigheid van een contaminant kan een gevaar opleveren voor de volksgezondheid, afhankelijk van het soort stof en de mate waarin men eraan wordt blootgesteld.
Wat zegt de wet?
België heeft met de ervaring van de dioxine- en PCB-crisis een controleprogramma opgezet dat de hele voedselketen controleert op contaminanten en waarbij de klemtoon ligt op het vroegtijdig opsporen van problemen. Dit controleprogramma kreeg de naam Contaminant Surveillance Monitoringsystem of kortweg CONSUM. Ook op Europees niveau lopen er monitoringprogramma’s.
Aroma’s
Wat zijn aroma’s?
Aroma’s zijn geur- en smaakstoffen en omdat ze een basisingrediënt van het product zijn dragen ze geen E-nummer.
Wat zegt de wet?
Aroma’s worden op het etiket ofwel met de term ‘aroma(s)’ ofwel met een meer specifieke benaming of een beschrijving van het aroma vermeld. Wanneer kinine en/of cafeïne als aroma worden gebruikt, moeten die stoffen wel met hun specifieke benaming in de ingrediëntenlijst vermeld worden, onmiddellijk na de term ‘aroma’. De term ‘natuurlijk aroma’ mag enkel gebruikt worden als het aroma afkomstig is van een natuurlijke grondstof en er op een klassieke manier is uit gewonnen. Bijvoorbeeld: vanille-extract is een natuurlijk aroma gewonnen uit vanillestokken.
GGO’s
De erfelijke informatie van een levend wezen is opgeslagen in zijn DNA. Sinds enkele jaren kunnen wetenschappers dat DNA manipuleren en de eigenschappen van organismen veranderen. Dit maakt het mogelijk om een ongewenste eigenschap uit een organisme te verwijderen of te wijzigen. Of omgekeerd: een nieuwe eigenschap aan een organisme toe te voegen. Zo is het bv. mogelijk geworden om sterkere plantensoorten te ‘maken’, die beter bestand zijn tegen ziektes.