Artificiële zoetstoffen brengen een zoete smaak aan met weinig of geen calorieën en zouden niet leiden tot glycemische effecten (stijging van de bloedsuikerspiegel). Hoe langer hoe meer wordt echter gesteld dat deze ‘metabool inactieve’ artificiële zoetstoffen toch invloed op het metabolisme zouden kunnen hebben. We kunnen ons dus de vraag stellen: reageren onze hersenen en ons verteringsstelsel op dezelfde manier op artificiële zoetstoffen en calorische zoetstoffen (zoals suiker)?

Dubbelzinnige signalen

Artificiële zoetstoffen zouden kunnen inwerken op aangeleerde basisprocessen die inspelen op de effecten bij het eten van suiker. Zo zou de zoete smaak van aspartaam niet dezelfde reacties (zoals het stimuleren van de maaglediging en de vrijstelling van insuline voor bloedglucoseregulatie) in de hersenen en pancreas opwekken als de zoete smaak van suiker . Een gewenning aan zoete smaak zonder het aanbrengen van calorieën zou kunnen resulteren in dubbelzinnige fysiologische signalen die het lichaam in de war kunnen brengen. Het kan bovendien leiden tot controleverlies over signalen die de eetlust/honger en gevoel van voldaanheid reguleren als je opnieuw suikerzoetheid in combinatie met calorieën opneemt. Er wordt gesuggereerd dat het opnemen van artificiële zoetstoffen in combinatie met een suiker bevattend voedingsmiddel of drank zou kunnen leiden tot een snellere suikerabsorptie, wat op die manier tot een effect op gewicht, eetlust en bloedsuikerspiegel zou kunnen leiden.

Snellere absorptie suikers in bloedbaan

Bij knaagdieren werd aangetoond dat als er artificiële zoetstoffen (sucralose) aanwezig zijn de smaakreceptoren in de darmen een snellere absorptie van suikers in de bloedbaan zouden teweegbrengen. Deze inwerking op de normale basisprocessen volgend op de consumptie van suiker zou dus bij consumptie van artificiële zoetstoffen kunnen leiden tot overeten, een verzwakte bloedglucose regulatie en minder vrijstelling van hormonen zoals GLP-1, dat de voedingsinname en bloedglucoselevels regelt en een rol speelt bij de bescherming voor cardiovasculaire ziekten. Maar dit is slechts een voorbeeld van één studie bij knaagdieren, en moeten we dus de resultaten (en toepassing naar de mens) met enige voorzichtigheid interpreteren.

Meer onderzoek nodig

Voorzichtigheid met deze verklaringen is noodzakelijk, enkel de laatste twee werden geëvalueerd in humane studies, waarbij het bestudeerde effect gelimiteerd is tot gebruik van één intensieve zoetstof: saccharine. Bovendien werd dit uitgevoerd in studies die slechts een beperkt aantal proefpersonen telde. Deze resultaten waren wel zeer gelijklopend met resultaten uit dierenproeven. Naar de fysiologische effecten die deze en andere artificiële zoetstoffen zouden kunnen teweegbrengen is meer onderzoek nodig. In afwachting van verdere inzichten is voorzichtigheid op zijn plaats en vormt dit voor het VIGeZ een bijkomend argument om voedingsmiddelen die artificiële zoetstoffen bevatten niet onbeperkt te gebruiken.

Light frisdrank en (over)gewicht?

Waarom het zo moeilijk is om de causaliteit tussen gebruik van artificiële zoetstoffen, gewichtstoename en metabole stoornissen vast te stellen is dat het gebruik van artificiële zoetstoffen waarschijnlijk op zich al een indicator is voor andere variabelen die resultaten van onderzoek hiernaar kunnen beïnvloeden.

Zo blijkt uit de resultaten van de voedselconsumptiepeiling 2004 hier in België dat obese personen ongeveer 127ml light-frisdrank per dag drinken. Voor personen met overgewicht komt het light-frisdrankgebruik overeen met ongeveer 70 ml, personen met een normaal gewicht komen aan 61 ml. In de resultaten van de VCP 2014 zijn geen afzonderlijke cijfers te vinden over hoeveel light frisdrank gedronken wordt, maar wel over de frequentie van gebruik van light frisdrank, 28,4% van obesen drinken 1 keer per dag of meer light frisdrank, voor personen met overgewicht is dit 22% en voor personen met een normaal gewicht 10.7%.

Je kan hieruit niet eenvoudigweg concluderen dat obese personen meer light-frisdrank drinken en dit dus overgewicht in de hand werkt, het hoge gebruik van light-frisdrank bij deze obese groep hangt waarschijnlijk samen met het feit dat deze mensen al obees zijn en juist daarom vaker voor light-frisdrank kiezen. 

Gebruik van artificiële zoetstoffen bij kinderen

Omdat kinderen kleiner en lichter zijn zullen ze ADI-drempel makkelijker bereiken. Daarom is het aan te raden het gebruik van voedingsmiddelen die artificiële zoetstoffen bevatten (net zoals voor voedingsmiddelen die echte suiker bevatten), te beperken bij kinderen. Een andere, nog belangrijkere reden, is dat de blootstelling aan zoete voedingsmiddelen en dranken op jonge leeftijd zoete voorkeuren in de latere volwassenheid kan teweegbrengen.

Een zoete smaak door suiker en/of artificiële zoetmiddelen in verschillende voedingsmiddelen ontlokt processen in het lichaam die het gebruik hiervan als ‘zeer aangenaam’ suggereren. Pasgeborenen en jonge kinderen vertonen een sterke voorkeur voor deze zoete smaken in vergelijking met hun voorkeur voor water. De blootstelling aan zoetstoffen, zonder de aanbreng van calorieën (bijvoorbeeld het drinken van light-frisdrank ter vervanging van water of het eten van yoghurt met zoetstoffen in plaats van natuur yoghurt) kan problematisch zijn omdat ervaringen met voeding en dranken gedurende de kinderjaren relevant zijn voor langetermijnvoorkeuren en voedingsbeslissingen. Deze gewenning aan extreem zoete smaken kan zoete voorkeuren en blijvende veranderingen in ‘smaakpathways’ ontwikkelen.