Chocolade wordt gemaakt van cacaomassa, cacaoboter en suiker. Daarnaast voegt men vaak andere ingrediënten toe, zoals melkpoeder, emulgatoren of smaakstoffen.

Er zijn aanwijzingen dat een matig gebruik van cacaopoeder of donkere chocolade het risico op hart- en vaatziekten vermindert door het hoge gehalte aan flavanolen. Dat zijn antioxidanten die een positief effect hebben op de bloedvaten.

Hoe hoger het percentage cacao in de chocolade (dus: hoe donkerder of puurder de chocolade), hoe hoger het flavanolengehalte. Tijdens het productieproces van chocolade gaat echter een groot deel van de flavanolen verloren. Hierdoor heb je absoluut geen idee hoeveel flavanolen de chocolade die je in de supermarkt koopt uiteindelijk bevat. Flavanolen vind je trouwens ook terug in heel wat andere voedingsmiddelen zoals thee, groenten, fruit en peulvruchten waarvan het gezondheidseffect duidelijk bewezen is.

Terug naar chocolade. Die bevat dus flavanolen, maar ook veel verzadigd vet, toegevoegde suiker en calorieën. Die kunnen zorgen voor gewichtstoename en het risico op hart- en vaatziekten juist verhogen. Met andere woorden: de voordelen van chocolade wegen niet op tegen de nadelen van ervan. Daarom behoort chocolade tot de restgroep (rode bol) van de voedingsdriehoek.

Af en toe een stukje pure chocolade kan geen kwaad. Toch eet je er best niet te veel van, want de mogelijke gunstige effecten van chocolade wegen niet op tegen de schadelijke effecten van een te hoge inname. Als je eens zin hebt in een chocoladesmaak, kies dan voor een minimaal bewerkt product zoals cacaopoeder (bv. toegevoegd aan warme melk in plaats van kant-en-klare gesuikerde chocolademelk) of cacaonibs (dit zijn kleine stukjes gedroogde en gefermenteerde cacaobonen zonder de buitenschaal). Kleine hoeveelheden volstaan.