Een gezond leven begint bij gezond eten. Makkelijker gezegd dan gedaan, weet iedereen die zich wel eens door de geur van verse frietjes liet verleiden. Maar voor mensen in armoede is gezonde voeding nog complexer. Zij ervaren vaker drempels die het moeilijk maken om gezond, genoeg en betaalbaar te kunnen eten.

Kunnen, willen, mogen

Er bestaan veel drempels of hindernissen die de toegang tot voldoende gezonde voeding kunnen belemmeren. Bij Gezond Leven gebruiken we het Gedragswiel om meer inzicht te krijgen in de determinanten of factoren die ons gedrag beïnvloeden, in de positieve of negatieve zin. We onderscheiden drie soorten factoren:

  • Gezond gedrag stellen, dat moet je kunnen: je hebt er bepaalde competenties voor nodig.
  • Je moet het willen en hebt dus bepaalde drijfveren nodig.
  • Het moet mogelijk (en evident) zijn binnen de context waarin je leeft.

Welke drempels onderscheiden we aan de hand van dit Gedragswiel, wanneer het gaat over de toegang tot voldoende gezonde voeding?

Competenties

Voorkennis over voeding

Vaak is de informatie over gezonde voeding te moeilijk of te ingewikkeld voor mensen in een maatschappelijk kwetsbare situatie (bv. ingeval van een taalbarrière of een schoolachterstand die verschillende generaties beslaat). Of mensen voelen zich overspoeld door informatie over gezonde voeding en sluiten zich er daarom van af. Ook de kennis over budgetvriendelijk winkelen kan soms te beperkt zijn en daarom gezond en betaalbaar eten moeilijker maken.

(Voedsel)vaardigheden

Onder voedselvaardigheden verstaan we o.a.: boodschappen en maaltijden plannen en een gezonde maaltijd klaarmaken. En ook een aantal ‘kritische vaardigheden’, zoals: voedingsetiketten begrijpen en correct interpreteren, slogans en boodschappen begrijpen, de belangen zien achter commerciële gezondheidscommunicatie en productreclame. Een voorbeeld hiervan is kritisch kunnen zijn t.o.v. voedingsreclame. Er bestaat meer reclame voor ongezonde en calorierijke voeding dan voor gezonde voeding. En reclame vertelt niet objectief of het aangeprezen voedingsmiddel gezond is. Op die manier zet voedingsreclame mensen vaak aan om meer en ongezonder te eten dan goed voor hen is. Mensen in armoede zijn daar vaak gevoeliger voor.

Zelfregulatie

Zelfregulatie is de competentie om je gedachten, gevoelens en gedrag af te stemmen op je persoonlijke doelen. Bijvoorbeeld: gezonder eten, op gewicht blijven, meer energie hebben … Mensen met een minder sterk ontwikkelde zelfregulatie hebben het moeilijker om te weerstaan aan die zak chips in de kast en zeggen sneller ‘ja’ tegen een extra glas bier of frisdrank. Mensen in een maatschappelijk kwetsbare situatie hebben vaak minder mentale ruimte om hun gedrag te ‘zelfreguleren’ (zie ook psychologie van de schaarste).

Drijfveren

  • Als je je in een maatschappelijk kwetsbare situatie bevindt, voel je je soms minder of niet aangesproken door bepaalde boodschappen over gezonde voeding: “Het zal wel weer voor mensen met geld/een hogere opleiding/een chique keuken/… zijn”
  • Je focus ligt vaak op kortetermijnzorgen: “Deze factuur moest ik tegen gisteren betalen.” Dat maakt langetermijnplanning moeilijk: “Vandaag is het markt en daar kan ik betaalbare gezonde voeding kopen voor de rest van de week.” Want voor langetermijnplanning heb je mentale ruimte nodig: om recepten te kiezen, een ingrediëntenlijst op te stellen, te bedenken hoe lang je het eten kan bewaren … (zie ook psychologie van de schaarste)
  • Je hebt weinig vertrouwen in je voedselvaardigheden. “Ik kan niet zelf van scratch een gezonde maaltijd op tafel toveren”, “Ik ben in de war over wat gezonde en minder gezonde voedingsmiddelen zijn”.
  • Je hebt het gevoel dat je weinig vat hebt op je omgeving, dat veel je overkomt. Dit kan ervoor zorgen dat je minder bewuste keuzes over (gezonde) voeding maakt.
  • Bij kwetsbare gezinnen met kinderen blijkt dat de gezondheid van de kinderen een grote motivatie vormt om toch een gezonde maaltijd op tafel te proberen zetten (Friel, Hattersley & Ford; 2015) of om zelf gezonder te eten. Dat is een voorbeeld van een waardegedreven motivatie: gezonder eten om ook een rolmodel voor de (klein)kinderen te zijn.
  • Omgekeerd kiezen ouders soms juist voor ongezonder eten omdat de kinderen dat zeker lusten. Zo moet er geen eten worden weggegooid en gaan de kinderen zonder hongergevoel naar bed (Bowen et al.; 2019).
  • Soms moeten er onder druk van tijd en geld keuzes gemaakt worden: als je tijd spendeert aan huiswerk (omdat je een goede opleiding van de kinderen belangrijk vindt), als je tijd (en inschrijvingsgeld) besteedt aan een sportactiviteit voor de kinderen (omdat lichaamsbeweging belangrijk is), hou je minder tijd en geld over voor gezond koken en eten (Bowen et al.; 2019).
  • Mensen hebben heel uiteenlopende houdingen tegenover voeding (Friel, Hattersley & Ford; 2015), zoals: voeding moet mij plezier en afleiding schenken, voeding moet mij nu energie geven, voeding moet mij gezond houden, voeding moet mij troosten …
  • Er zijn ook verschillende persoonlijke voorkeuren (o.a. smaak). Via je opvoeding kreeg je een voorkeur voor zoete voedingsmiddelen aangeleerd, of je leerde thuis net veel fruit en groenten kennen en eten (Friel, Hattersley & Ford; 2015).
  • Nog enkele andere drijfveren om al dan niet gezonder te eten: behoefte, emotie (bv. stresseten), ethische overwegingen (bv. dierenwelzijn), … (Friel, Hattersley & Ford; 2015). Sommige van die drijfveren kunnen aanzetten tot gezond eten, of juist niet. Dat is heel erg afhankelijk van de context.
“Gezond kunnen leven vraagt een strategisch langetermijnperspectief op je lijf. Armoede maakt dat vaak onmogelijk omdat het je dwingt op korte termijn te overleven.”
Lichaamssocioloog Dieter Vandebroeck van de VUB in De Standaard, 10 mei 2019

Eten om (even) te vergeten

We willen hier graag even inzoomen op een voorbeeld van een emotionele drijfveer:

Eten kan voor mensen in armoede een verzetje zijn: een van de weinige pleziertjes die ze zich kunnen veroorloven. Maar helaas zijn juist de minder gezonde gerechten en snacks gekoppeld aan dat genieten en zichzelf een beetje verwennen. Uit Amerikaans onderzoek blijkt dat ouders in armoede sneller toegeven aan het gezeur van hun kinderen om frisdrank en chips. De onderzoekers verklaren dat zo: als moeder of vader in armoede moet je zowat op alles nee zeggen. Nee, geen nieuwe schoenen. Nee, geen uitstap naar het pretpark. Nee, niet naar de verjaardagsfeestjes van klasgenootjes, want er is geen geld voor een mooi cadeau. Nee zeggen wordt dan een routine. En het spreekt voor zich dat nee zeggen tegen je kinderen emotioneel moeilijk is en je het gevoel krijgt als ouder tekort te schieten.

Maar dan zijn er die chips, frietjes of die frisdrank waar je kind vaak om vraagt. Je weet dat het niet gezond is, maar het is een vraag waarop je wel makkelijker (eens) ja kan zeggen: zelfs in moeilijke tijden is er vaak wel een euro voor chips of frisdrank. Ouders vinden het fijn als ze op een verzoek van hun kind kunnen ingaan. Voor de kinderen is het dan weer een tastbaar bewijs dat hun ouders voor hen zorgen en zich over hen ontfermen. En ook dit mechanisme draagt bij aan de voedselarmoede.

Context

Aan de context of voedselomgeving hangen fysieke, sociaal-culturele, economische en politieke aspecten vast. Hier focussen we op de aspecten die het meest relevant zijn voor mensen in een maatschappelijk kwetsbare situatie.

Smakelijk en betaalbaar voedsel is altijd en overal aanwezig in onze leefomgeving. Thuis, onderweg, op school en op het werk, in de winkelstraat, bij het tankstation en in de supermarkt: we worden op elk moment van de dag verleid om te eten en te drinken. En vooral om veel, vaak en eerder ongezond te eten, want de voedselomgeving bevat een overaanbod aan energierijk en ultrabewerkt voedsel. Ongezonde keuzes liggen veel meer voor de hand dan gezonde keuzes (Poelman; 2016). En het vereist veel wilskracht om aan die alomtegenwoordige verleidingen te blijven weerstaan.

Daarnaast spelen ook sociale en culturele invloeden een rol, zoals de eetgewoontes van je familie of vriendengroep: “Iedereen eet chips voor de tv” of “Bij de warme maaltijd staat er een fles frisdrank op tafel”. Of je doet meerdere klontjes suiker in je koffie of thee, omdat dit onderdeel uitmaakt van je eetcultuur. Of je hebt juist de gewoonte om veel verse groenten en fruit te eten.

Dan is er nog de buurt. Mensen in armoede wonen vaak in wijken met meer fastfoodrestaurants en buurtwinkels met een beperkte keuze. Dat heeft zijn effect op het eetgedrag. Wie het financieel beter heeft, woont vaker in een buurt met meer variatie aan supermarkten en voedingsmiddelen (Badland et al.; 2015) of kan met de wagen naar een supermarkt verderop, die een betaalbaarder, gevarieerder en gezonder aanbod heeft.

Laten we de contextgebonden drempels even meer in detail bekijken.

Sociaal-economische context

  • Onderzoek in Vlaanderen (Storms en Hermans (2020) en Hermans (2019)) toont duidelijk aan dat het voor mensen met een leefloon zeer moeilijk tot onmogelijk is (afhankelijk van het gezinstype) om gezonde voeding te kopen met hun beperkte inkomen. Ook mensen met een vervangingsinkomen uit de sociale zekerheid (ziekte- of invaliditeitsuitkering, pensioen, tegemoetkoming voor personen met een arbeidshandicap of werkloosheidsuitkering) hebben het vaak moeilijk om gezonde maaltijden op tafel te zetten. Het onderzoek van Hermans (2019) en eerdere onderzoeken (POD-MI, 2017 en Ghys & Oosterlynck, 2015) geven aan dat de meeste mensen die gebruik maken van voedselhulp, uitkeringsgerechtigd zijn (leefloon of sociale zekerheid).
  • Daarnaast zijn er nog meer kwetsbare groepen. Zo zijn alleenstaande ouders en hun kinderen bijzonder gevoelig voor armoede in België, dus ook voor hen is het een probleem om elke dag voldoende gezonde voeding op tafel te zetten. Ook mensen met een migratieachtergrond hebben vaak geen gelijke kansen in onze maatschappij en lopen zo meer risico op armoede en de voedselarmoede die daar het gevolg van is. Ook alleenstaande ouderen met een beperkt pensioen bevinden zich in een extra kwetsbare situatie.
  • Rijkere bevolkingsgroepen hebben toegang tot meer diverse voeding en tot duurdere 'gezonde voedingsniches' (bv. biowinkels). Bevolkingsgroepen met een lager inkomen kopen en eten vaker goedkopere, minder gezonde voeding waarvoor ook meer reclame gemaakt wordt (Friel, Hattersley & Ford; 2015).
  • Mensen met minder geld, een lager opleidingsniveau, onzekere werkomstandigheden en slechtere leefomstandigheden (bv. een ongezonde woning) ervaren meer voedselonzekerheid en hebben daardoor ook een groter risico op voedingsgerelateerde ziekten (Friel, Hattersley & Ford; 2015).
  • Bovendien spenderen zij een groter percentage van hun budget aan voeding dan mensen met een hoger inkomen (Friel, Hattersley & Ford; 2015). Die vaststelling geldt helaas ook in Vlaanderen: verhoudingsgewijs geven mensen met een laag inkomen meer uit aan voeding. Dat blijkt uit onderzoek van CEBUD (Centrum voor budgetadvies en -onderzoek van de Thomas More Hogeschool).

Thuisomgeving

  • Om thuis voeding te kunnen bereiden en bewaren, moet je:
  • de juiste apparaten hebben. Bijvoorbeeld: een mixer, oven, diepvries …
  • voldoende toegang hebben tot water, gas en elektriciteit.
  • genoeg plaats hebben om voeding te bewaren. Heb je een koele, droge kelder, dan kan je bv. grotere, vaak goedkopere verpakkingen van etenswaren kopen.

Gezinssituatie

  • Als je geen betaalbare opvang voor kinderen of zorgbehoevende gezinsleden kan regelen, blijft er minder tijd over om betaalbaar en gezond te winkelen en te koken.
  • Voor alleenstaanden is het moeilijker om betaalbare voeding te kopen: veel verpakkingen zijn op maat van koppels of gezinnen met kinderen.
  • In veel gezinnen is de moeder nog altijd verantwoordelijk voor de dagelijkse maaltijden. Hoewel mannen meer tijd in de keuken spenderen dan vroeger, beperken ze zich toch vaak tot helpen bij het koken of tot koken als hobby, terwijl de vrouw kookt wanneer niemand anders er zin in heeft (Bowen et al.; 2019). Wanneer zij ziek wordt of om andere redenen minder of niet beschikbaar is, dan wordt het minder evident voor een gezin om gezond te eten.
  • Gezinnen kunnen onder hoge financiële druk staan, hetzij continu, hetzij met specifieke pieken (bv. ziekenhuisfactuur). In dat geval beknibbelen mensen sneller op voedingsuitgaven, want die beschouwen ze als meer flexibel dan uitgaven voor huisvesting of school (Friel, Hattersley & Ford; 2015).

Bereikbaarheid

Welke mogelijkheden heb je om:

  • tot in de (juiste) winkel(s) te geraken? Als je in een buurt woont met alleen kleine en duurdere mini-supermarkten, moet je al over een wagen beschikken om tot bij de verder gelegen supermarkt met een betaalbaar en gevarieerd aanbod te geraken.
  • je boodschappen naar huis te vervoeren? Bv. met zware zakken/caddy de bus moeten nemen, is niet evident.

Beschikbaarheid van begrijpelijke informatie

Mensen in een maatschappelijk kwetsbare situatie hebben minder toegang tot geschikte en begrijpbare informatie over voeding (zie ook competenties). Om veel verschillende redenen kan het voor hen moeilijk zijn om correcte informatie over voeding te vinden, die dan ook nog eens begrijpbaar is en toepasbaar op hun situatie. Dat wil zeggen: rekening houdend met beperkingen op het vlak van budget, tijd, keukenapparaten …

Sociale en/of culturele context

  • De sociale druk, sociale steun of de voorbeeldrol die uitgaan van 'peers' (ouders, familie, vrienden …) kunnen de eetgewoonten in positieve of negatieve zin beïnvloeden (Friel, Hattersley & Ford; 2015) (zie ook drijfveren).
  • Er zijn weinig of geen positieve rolmodellen in je omgeving, een gebrek aan sociale steun: “Als ik een kleinere vleesportie op tafel zet, krijg ik onder mijn voeten van mijn gezin.” Of je ervaart een (negatieve) sociale druk: “Iedereen in mijn gezin eet chips voor de tv.”
  • Mensen voelen zich vaak onder druk gezet om gezonder te eten, bv. door een arts (bij overgewicht of obesitas, bij diabetes). Zo’n ‘gecontroleerde motivatie’ leidt minder vaak tot gezonder eetgedrag op lange termijn dan bv. wanneer je gezonder eet omdat je zelf meer energie wil (een voorbeeld van ‘autonome motivatie’).
  • Voor alleenstaanden is het niet evident om de moeite op te brengen om alleen voor zichzelf te koken (Friel, Hattersley & Ford; 2015). Dat is het geval op psychologisch vlak: “Alleen eten is echt minder gezellig, dan eet ik liever een diepvriespizza voor de tv.” En dat geldt ook op het vlak van inspanning: het is nu eenmaal moeilijker om voor één persoon budgetvriendelijk en gezond te koken. Kleinere verpakkingen zijn duurder. Bepaalde groenten zijn goedkoop in het juiste seizoen (bv. kool in de winter) maar vragen wel wat planning om in verschillende eenpersoonsmaaltijden te verwerken. Bekijk deze tips om betaalbaar én gezond te koken.
  • Ook de cultuur kan een invloed hebben op de eetgewoonten: het al dan niet bekend zijn met de (lokaal) beschikbare voedingsmiddelen en hieraan gekoppeld: het wel/niet beschikbaar zijn van voedingsmiddelen die gekend zijn uit het thuisland (van zichzelf of van eerdere generaties).
  • Religieuze eetgewoonten kunnen hiermee ook verbonden zijn: keuze voor halal- of koosjere voedingsmiddelen bv..

Belangrijke kanttekening bij de drempels hierboven: sommige ervan zijn voor iedereen herkenbaar. Ook mensen met (meer) financiële ruimte hebben soms niet de energie om een gezonde maaltijd op tafel te zetten. Na een stresserende dag op het werk, omdat je partner ziek is, omdat je naar een oudercontact moest en de jongste nog moest oppikken na de basketbaltraining … Mensen in een maatschappelijk kwetsbare situatie worden daarentegen voortdurend geconfronteerd met een combinatie van allerhande soorten drempels. Bovendien ondervinden ze meer invloed van een (ongezonde) voedselomgeving.