Staat een fruitsalade op ooghoogte in de koelkast? Of is een groentewinkel makkelijk bereikbaar met de bus? Dat spreken we over een toegankelijk en bereikbaar aanbod: de manier waarop voeding gepresenteerd wordt, zet aan tot consumptie.

Toegankelijk aanbod

Zowel de beschikbaarheid als de toegankelijkheid van gezonde voeding worden geassocieerd met gezonde eetgewoontes in de jeugdjaren. Beschikbaarheid wijst op de aanwezigheid van gezonde voeding, terwijl toegankelijkheid wil zeggen dat de manier waarop dit aanwezig is, ook leidt tot consumptie. Denk bijvoorbeeld aan een bereide fruitsalade op ooghoogte in de koelkast, of frequent zelfgemaakte familiemaaltijden, de manier waarop een voedingsaanbod gepresenteerd wordt binnen winkels en restaurants, …. Dit gaat onder meer over de diverse plekken waar voeding wordt aangeboden, de concrete plaats, keuze, versheid, kwaliteit, gebruiksgemak, …

De installatie en/of presentatie van het aanbod

Onderzoek toont aan dat gezondere eetgewoontes ontstaan wanneer supermarkten in verhouding meer gezonde voeding aanbieden. Verder kan ook de specifieke inrichting van bv. een bedrijfsrestaurant of winkel ons eetgedrag sturen. In een “gezond en milieuverantwoorde ingerichte ruimte” is het grootste deel van het zichtbare aanbod gezond en milieuverantwoord. Het ongezonde aanbod is daarbij minder direct waarneembaar. In een “gezonde, milieuverantwoorde winkel of restaurant” is het gezonde en milieuverantwoorde aanbod aantrekkelijk gepresenteerd en letterlijk en figuurlijk de voor de hand liggende keuze. Denk maar aan bijvoorbeeld de positionering van plantaardige alternatieven (veggie producten) in de supermarkt. Vaak worden die apart aangeboden op een plaats in de supermarkt waar een flexitarier niet/minder komt. Door de plantaardige alternatieven naast/tussen het vlees aan te bieden, worden ze ook sneller opgemerkt door flexitariers, wat tot meerverkoop van vegetarische producten kan leiden (bv. de vegetarische burger naast de gewone vleesburger).

Een interventiestrategie die hierop inspeelt, is “nudging”.

Voorbeeld van een strategie in de fysieke omgeving: nudging

Veel van onze voedingskeuzes maken we bijna automatisch. Schijnbaar irrelevante, simpele prikkels in een fysieke omgeving, zoals in de winkel of op restaurant, kunnen mensen vanzelf aanzetten tot bepaald gedrag. De geur van vers brood zorgt bijvoorbeeld voor een hongergevoel. Nudging speelt in op dat proces. Mensen kiezen namelijk vaak de optie van de minste weerstand, dus die het minste inspanning vraagt. Bij nudging krijgen mensen een zacht duwtje in de goede richting, door in te spelen op die automatische en onbewuste denkprocessen. Via kleine aanpassingen in de omgeving, kan gedrag zo in de richting van de (on)gezonde keuze gestuurd worden. Nudging wordt vaak gebruikt in bijvoorbeeld supermarkten, om onze consumptiepatronen te beïnvloeden. Zo liggen bepaalde voorkeursproducten op ooghoogte, omdat mensen die producten sneller nemen dan iets op het laagste schap. Door een zacht duwtje wordt ons gedrag zo gestuurd - terwijl de meeste mensen dit niet eens opmerken. Maar nudging kan uiteraard ook ingezet worden om gezond gedrag te promoten! Van de gezondste keuze wordt dan de gemakkelijkste gemaakt. De ongezonde keuze wordt niet weggenomen of geblokkeerd, maar wel minder voor de hand liggend. Zo kan de gezonde keuze bv. op ooghoogte staan in een automaat, vooraan of in het midden van een schap of toonbank, bij de ingang van een restaurant, … Door de zichtbaarheid van een optie te vergroten, wordt er sneller aan gedacht bij het maken van een uiteindelijke keuze. Nudging is een heel interessant mechanisme, ook op school. Kleine aanpassingen in de keuzearchitectuur kunnen grote gevolgen hebben. Maar om d.m.v. nudging tot succesvolle gedragsverandering te komen moet ook voldaan worden aan een aantal randvoorwaarden (bv. afwisseling en herhaling van technieken nodig). Lees meer over nudging.

Portiegroottes

Verschillende studies linkten ‘frequent uit eten gaan’ met een hogere calorie-inname, gewichtstoename en obesitas. Een eerste verklaring kan zijn dat ‘weg-van-huis-voedsel’ vaak calorierijker en van mindere kwaliteit is dan zelfbereide maaltijden. Verder toont onderzoek aan dat portiegroottes in restaurants mensen vaak aanzetten tot meer overconsumptie. Porties in restaurants kunnen dubbel zo groot zijn dan een standaardportie. Wanneer we grotere porties krijgen voorgeschoteld, eten we ook meer (of gooien we meer voedsel weg). De aangeboden porties zijn de afgelopen jaren alleen maar toegenomen. Zowel in de winkel als op restaurant. Dat uit zich in:

  • Grotere hoeveelheden: er zit meer van een product in één verpakking en er zijn nieuwe (grotere) formaten. Bijvoorbeeld: een fles frisdrank van 2 liter, of een zak chips in XL-formaat van 250 g.
  • Veel kleintjes maken één grote: kleine snoeprepen, mini-ijsjes, koekjes in kinderformaat, … Het lijkt heel simpel: de portie is beperkter, dus je krijgt minder binnen. Maar waar je niet bij stilstaat, is dat het totale gewicht van zo’n (multi)verpakking groter is. Bovendien kan je de miniproducten bijna nooit apart kopen. Je moet dus een hele zak in huis halen. En dan is het moeilijk om die niet helemaal leeg te eten. Zo’n ‘klein koekje of snoepje’ lijkt minder kwaad te kunnen, dus je speelt er sneller eentje naar binnen in vergelijking met een grotere portie. Maar wanneer de verpakking leeg is, heb je evenveel of zelfs meer calorieën binnen.
  • Portieverwarring of ‘unit bias’: vaak denk je dat één verpakking één portie bevat, bedoeld om in een keer te consumeren, terwijl dat dikwijls niet het geval is. Kijk maar naar een Twix of Kinder Bueno (per 2), of een halfliterflesje frisdrank (met de aanduiding dat dit 2 glazen bevat).
  • Middelmaat regeert of ’portion distortion’: krijg jij de keuze uit small-, medium- of large formaat? Dan neig je snel naar de middelmaat. Die doet uitschijnen dat het om een ‘normale’ hoeveelheid gaat. Naast de werkelijke maten strooien dus ook de benamingen zand in je ogen. Ons idee van wat ‘normaal’ is, is bovendien veranderd. Zo zou een hedendaagse ‘normale’ beker koffie of frisdrank vroeger de stempel ‘groot’ hebben gekregen. Bovendien scheelt de prijs (economisch aspect) voor een grotere portie relatief gezien vaak zo weinig dat er ‘geen reden is’ om die niet te nemen.

Gebruiksgemak

Verder blijkt het gebruiksgemak (convenience) een belangrijke factor die het eetgedrag bepaalt. Ongezonde voeding zoals fastfood, snoep, koeken en kant-en-klare maaltijden vragen weinig tot geen bereidingstijd en kunnen gemakkelijk geconsumeerd worden. Een interventiestrategie kan zijn om gezonde voeding op een gebruiksvriendelijke manier aan te bieden (bv. voorgesneden fruit, gezonde maaltijdboxen, …) en om tips te voorzien die het gebruiksgemak verhogen.

Bereikbaar aanbod

In hoeverre is een bepaald voedingsaanbod bereikbaar? Ook dat bepaalt onze voedselkeuzes. (Kans)arme groepen, kinderen en jongeren zijn meer aangewezen op de voedselomgeving in hun eigen buurt, omwille van beperktere verplaatsingsmogelijkheden. Daarom is het belangrijk dat beleidsacties rond de voedselomgeving inspelen op o.a. de schoolomgeving en buurten waar kansengroepen geconcentreerd zijn.